Hoger beroep kort geding van Rechtbank Breda, 20 de Septiembre de 2005

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Septiembre de 2005
Uitgevende instantie:Rechtbank Breda

05 / 506 VEROR RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht

Enkelvoudige kamer

UITSPRAAK

in de zaak van

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

  1. Het procesverloop

    Eiser heeft op 15 februari 2005 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 13 januari 2005 met kenmerk 1.2004.0225.001 (bestreden besluit), inzake een [vergunning-houder] (vergunning-houder) verleende vergunning voor het uitstallen van bloemen en planten op de openbare weg. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

    Het beroep is behandeld ter zitting van 12 augustus 2005. Eiser was daarbij aanwezig; hij werd vergezeld door zijn echtgenote [echtgenote]. Verweerder heeft zich laten ver-tegenwoordigen door A.M.P.A. Kuijpers en M.J. van Leeuwen. Verder is het woord gevoerd door mr. M.P. Wolf namens vergunninghouder, die als partij aan het geding heeft deelgenomen.

  2. De beoordeling

    2.1 Bij besluit van verweerder van 1 juni 1982 (vergunning I) is aan vergunninghouder een vergunning verleend voor het uitstallen van bloemen en planten op de openbare weg onder de overbouwing en aan de voorgevel van het pand [adres] te [woonplaats], waarin een bloemen- en plantenzaak (winkel) wordt gexploiteerd. Bij besluit van verweerder van 16 maart 1988 (vergunning II) is aan vergunninghouder tevens een vergunning verleend om ter hoogte van het pand [adres] een bloemenkar op het trottoir te plaatsen.

    In zijn aan verweerder gerichte brief van 2 augustus 2004 (aanvraag) heeft eiser - hij woont in het pand [adres] te [woonplaats] - gevraagd om intrekking, althans wijziging in een voor hem gunstige zin, van vergunning II. Bij besluit van 22 september 2004 (primair besluit) is de aanvraag afgewezen, met de mededeling dat vergunning II niet kan worden ingetrokken. Per brief van 11 oktober 2004 (bezwaar) heeft eiser bezwaar tegen het primaire besluit gemaakt.

    Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand ge-laten. Daartoe heeft verweerder in hoofdzaak aangevoerd dat het intrekken van vergunning II voor vergunninghouder een zware ingreep vormt in diens bedrijfsvoering nu de gewraakte situ-atie reeds jarenlang bestaat, en dat eiser reeds bij de aankoop van het pand [adres] op de hoogte had kunnen zijn van de gevolgen van deze situatie voor het uitzicht vanuit het betreffende pand.

    2.2 Eiser staat op het standpunt dat de aanvraag had moeten worden gehonoreerd. Ter onder-steuning van dit standpunt heeft hij in hoofdzaak betoogd dat sprake is van gewijzigde omstandig-heden die intrekking althans wijziging van vergunning II wenselijk maken, dat teveel gewicht is gehecht aan de belangen van vergunninghouder, en dat de aanvraag overigens ten onrechte niet tevens is aangemerkt als een verzoek om wijziging van vergunning II. In dit kader is gewezen op

    de aantasting van het uitzicht vanuit de keu[adres], en op de beperking van de toegankelijkheid van het trottoir ter plaatse.

    2.3 De rechtbank onderzoekt allereerst ambtshalve of het beroep ontvankelijk is, en met name of voldoende belang bestaat bij voortzetting van de onderhavige beroepsprocedure. Hierbij neemt zij in aanmerking dat partijen twisten over de vraag of vergunning II nog steeds...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT