Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 24 de Marzo de 2005

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak24 de Marzo de 2005
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

Uitspraak: 24 maart 2005

Rolnummer: 00/1018

Rolnummer rechtbank: 99/1876

HET GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE, vijfde civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van

  1. de vennootschap naar vreemd recht PARTEUROSA S.A.,

    gevestigd te Luxemburg, Luxemburg, en

  2. de vennootschap naar vreemd recht MODULMED S.A.,

    gevestigd te Brussel, BelgiÎ,

    appellanten,

    geÔntimeerden in het incidenteel appËl,

    hierna te noemen: Parteurosa, respectievelijk Modulmed, dan wel gezamenlijk Parteurosa c.s.

    procureur: mr H.C. Grootveld,

    advocaat: mr PJ.M. Steinhauser te Amsterdam,

    tegen

  3. FOKKER SPECIAL PRODUCTS B.V.,

    gevestigd te Hoogeveen,

  4. FOKKER AEROSPACE B.V., voorheen genaamd FOKKER AVIATION B.V.,

    gevestigd te Amsterdam, en

  5. STORK BRONSWERK B.V.,

    gevestigd te Amersfoort,

    geÔntimeerden,

    appellanten in het incidenteel appËl,

    hierna gezamenlijk te noemen: Fokker c.s.,

    procureur: mr W. Taekema

    advocaat: mr W.A. Hoyng te Amsterdam

    Het verdere geding

    Het hof verwijst naar zijn in deze zaak gewezen tussenarrest van 13 maart 2003. Parteurosa c.s hebben bij akte verzocht het dictum te herzien, op welk verzoek Fokker c.s. bij antwoordakte hebben gereageerd, welke akte tevens strekte ter voldoening aan het tussenarrest. Parteurosa cs. hebben vervolgens een akte (met productie) genomen, op welke akte Fokker c.s. bij akte, onder overlegging van producties hebben gereageerd. Parteurosa c.s. hebben zich bij akte over de overgelegde producties uitgelaten. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

    Verdere beoordeling van het hoger beroep

  6. Het hof neemt over hetgeen in voormeld tussenarrest is overwogen.

  7. Het hof overweegt ambtshalve, dat ingevolge het op 15 maart 2003 in werking getreden herziene artikel 103, lid 1, Rijksoctrooiwet 1995 thans het bepaalde bij en krachtens die wet van toepassing is.

  8. Parteurosa c.s. hebben bij akte na tussenarrest verzocht een nieuw tussenarrest te wijzen, waarin wordt bepaald, dat beroep in cassatie van het tussenarrest is toegelaten. Fokker c.s. hebben geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Partijen zijn na wisseling van de desbetreffende aktes niet overgegaan tot het in dit incident overleggen van de stukken en het vragen van arrest, zodat het hof eerst thans toekomt aan beoordeling van het verzoek. Nu het hof, zoals uit het hiernavolgende zal blijken thans tot een eindarrest komt, hebben Parteurosa c.s. geen belang bij toewijzing van het verzoek, zodat dit zal worden afgewezen onder verwijzing van Parteurosa c.s. in de kosten van het incident aan de zijde van Fokker c.s. gevallen.

  9. In het tussenarrest heeft het hof overwogen, dat de conclusies 1, 2 en 19 - 21 van het Parteurosa-octrooi dienen te worden nietigverklaard (thans: vernietigd) en dat de resterende conclusies 3 - 18 betrekking hebben op zeven onderling verschillende onderwerpen, zonder dat uit de beschrijving bij het octrooi voor ÈÈn van deze onderwerpen een voorkeur blijkt.

  10. Het hof heeft voorts overwogen, dat uit HR 9 februari 1996, BIE 1996, p.334 (Spiro Research/Flamco) blijkt dat partiÎle nietigverklaring alleen toelaatbaar is wanneer voor de gemiddelde vakman die kennis neemt zowel van het octrooischrift als van de stand van de techniek op de indieningsdatum, voldoende duidelijk is waar de grenzen van de bescherming liggen die door het octrooi, voor zover geldig, wordt geboden. Daartoe is niet alleen vereist dat achteraf een aanvulling van het octrooischrift kan worden geformuleerd, waardoor deze grenzen met voldoende duidelijkheid worden getrokken, maar tevens dat het gaat om een aanvulling die voor de gemiddelde vakman reeds tevoren voldoende voor de hand lag, om aan de hand van de inhoud van het octrooischrift in samenhang met de stand van de techniek op de indieningsdatum, zelfstandig tot de slotsom te komen dat het octrooi slechts verleend had behoren te worden met de in die aanvulling gelegen beperking en dat het derhalve binnen de daaruit af te leiden engere grenzen geldig was. Tevens moet het voor de gemiddelde vakman voldoende duidelijk zijn dat de aanvulling slechts het bestaande octrooi beperkt en niet leidt tot een ander octrooi dan dat waarvan de nietigverklaring wordt gevorderd.

  11. Naar het oordeel van het hof was het in het onderhavige geval aan twijfel onderhevig of aan de genoemde voorwaarden is voldaan, nu de volgconclusies...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT