Verstek van Rechtbank Dordrecht, Assen, 1 de Enero de 2000

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 1 de Enero de 2000
Uitgevende instantie:Assen

Rekestnummer: Testrecord

Datum uitspraak: 12 mei 2004

RECHTBANK DORDRECHT

-vonnis afwijzing schuldsaneringsregeling-

Vonnis van de rechtbank Dordrecht, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken.

Op 12 maart 2004 is ter griffie binnengekomen een verzoekschrift met bijlagen van

http://pi.ro.minjus/ljn.asp?ljn=ab1234

www.google.nl

X

geboren op 30 juli X te Zwijndrecht,

wonende te X

Bij brief van 29 maart is ter griffie binnengekomen een toelichting van de advocaat van X op de rechtsmacht van de rechtbank Dordrecht in het licht van artikel 3 lid 1 van de Insolventieverordening (Verordening (EG). nr. 1346/2000).

Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 12 mei 2004. Daarbij is verzoeker gehoord.

De rechtbank dient allereerst haar bevoegdheid ten aanzien van het verzoek te onderzoeken. Deze wordt bepaald door art. 3 van de Insolventieverordening waarin is vastgelegd dat bevoegd is de rechter van de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar is gelegen. Daaronder moet worden verstaan de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die als zodanig voor derden herkenbaar is. Hoewel X in oktober 1999 naar BelgiÎ is geÎmigreerd, betoogt hij dat het centrum van zijn voornaamste belangen in Nederland, en wel in het arrondissement Dordrecht is gelegen. De rechtbank acht dat standpunt juist. X is immers lange tijd alhier actief geweest als vennootschapsdirecteur, zijn schulden houden vrijwel alle verband met de faillissementen van zijn vennootschappen, en zijn schuldeisers zijn in Nederland gevestigd. De rechtbank acht zich daarom bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.

Het verzoek voldoet aan de formele vereisten. Weliswaar ontbreekt de in art. 285 lid 1 sub e. Faillissementswet bedoelde verklaring, maar X kan een dergelijke verklaring niet verkrijgen nu hij in BelgiÎ woonachtig is, en met de overgelegde stukken is in dat manco afdoende voorzien.

Vervolgens dient te worden bezien of er afwijzingsgronden zijn. In dat kader is van belang of aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van schulden niet te goeder trouw is geweest. De rechtbank is ambtshalve bekend met haar vonnis van 1 mei 2002 (rolno. ) tussen mr. Y. in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [Naam]. als eiser en X als gedaagde, waarin X als bestuurder op grond van onbehoorlijk bestuur aansprakelijk is geacht voor het tekort in het faillissement, en met het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT