Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 25 de Noviembre de 2005

Datum uitspraak25 de Noviembre de 2005
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

02/2040 TW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, appellant,

en

[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder appellant mede verstaan het Lisv.

    Appellant heeft op de daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 februari 2002, nummer 01/129 TW, waarnaar hierbij wordt verwezen.

    Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 20 augustus 2004, waar namens appellant is verschenen mr. A.H. Rebel, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, terwijl gedaagde niet is verschenen.

    De Raad heeft vervolgens aanleiding gevonden het onderzoek in deze procedure te heropenen teneinde gedaagde in de gelegenheid te stellen een verweerschrift in te dienen. Gedaagde heeft daarna gereageerd op een tweetal brieven van de Raad.

    Naar aanleiding van een vraag van de Raad heeft appellant bij brief van 15 september 2005 de stand van zaken met betrekking tot de invordering van de onverschuldigd betaalde uitkering nader toegelicht.

    Het geding is opnieuw behandeld ter zitting van de Raad op 14 oktober 2005, waar appellant zich wederom heeft doen vertegenwoordigen door mr. A.H. Rebel, voornoemd, en waar gedaagde met kennisgeving niet is verschenen.

  2. MOTIVERING

    Gedaagde ontving sedert 9 juni 1992 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk sedert 1 januari 1993 berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Vanaf 1 april 1996 ontving gedaagde daarnaast een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW).

    Bij besluit van 24 augustus 2000 heeft appellant gedaagdes uitkering ingevolge de WAO met ingang van 10 juni 2000 beindigd omdat gedaagde zich in detentie bevond.

    Bij besluit van 29 augustus 2000 heeft appellant de over de periode van 10 juni 2000 tot 1 september 2000 onverschuldigd betaalde WAO-uitkering ten bedrage van f 3.515,94 van gedaagde teruggevorderd. Bij besluit van (eveneens) 29 augustus 2000 is...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT