Eerste aanleg - enkelvoudig van Council of State (Netherlands), 21 de Diciembre de 2005

Datum uitspraak21 de Diciembre de 2005
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200505228/1.

Datum uitspraak: 21 december 2005

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A], [appellant B] en [appellant C], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,

verweerder.

  1. Procesverloop

    Bij besluit van 30 september 2004 heeft de gemeenteraad van Maasdriel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 augustus 2004, het bestemmingsplan "Kern Rossum, herziening 2003-1 (Burchtstraat 1)" vastgesteld.

    Verweerder heeft bij zijn besluit van 19 april 2005, nr. RE2004.93786, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

    Tegen dit besluit hebben [appellant A], [appellant B] en [appellant C] bij brief van 14 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 17 juni 2005, beroep ingesteld.

    Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

    De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2005, waar appellanten, vertegenwoordigd door J.P.M. van de Ven, en verweerder, vertegenwoordigd door E. Waterval, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Tevens zijn daar gehoord A. Zweerus, ambtenaar van de gemeente, namens de gemeenteraad, en [gemachtigde], namens [partij].

  2. Overwegingen

    Overgangsrecht

    2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vr de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.

    Ontvankelijkheid

    2.2. [appellant C] heeft binnen de in artikel 23, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) voorgeschreven termijn van vier weken kenbaar gemaakt bezwaren te hebben tegen het ontwerp-plan, maar eerst na afloop van deze termijn duidelijk gemaakt welke bezwaren dat zijn.

    De omstandigheid dat in artikel 23 niet is bepaald dat een zienswijze met redenen omkleed moet zijn, betekent niet dat het kenbaar maken van bezwaren voldoende is om een zienswijze in te brengen. In de term "zienswijze" ligt reeds een zekere motiveringseis besloten. In verband hiermee zal ten minste beknopt moeten worden aangegeven waarom de indiener zich niet met het ontwerp-plan kan verenigen.

    Aangezien aan deze motivering geen strenge eisen behoeven te worden gesteld, behoeft de termijn van vier weken geen onoverkomelijke problemen op te leveren voor degenen die zienswijzen wensen in te brengen.

    Uit het voorgaande volgt dat [appellant C] niet tijdig een zienswijze tegen het ontwerp-plan heeft ingebracht.

    Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, onder d, en 56, tweede lid, gelezen in samenhang met de artikelen 23, eerste lid, en 27, eerste en tweede lid, van de WRO, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten, door degene die tegen het ontwerp-plan tijdig een zienswijze bij de gemeenteraad heeft ingebracht.

    Dit is slechts anders voor zover de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT