Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 23 de Diciembre de 2005

Datum uitspraak23 de Diciembre de 2005
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

23 december 2005

Eerste Kamer

Nr. C04/314HR

JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaten: mrs. H.A. Groen en D. Stoutjesdijk,

t e g e n

LAURUS NEDERLAND B.V.,

gevestigd te 's-Hertogenbosch,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. M. Ynzonides.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 28 mei 2003 verweerster in cassatie - verder te noemen: Laurus - gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te Assen, locatie Meppel, hierna: de kantonrechter, en gevorderd bij vonnis, steeds voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

    1. Laurus te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade ten bedrage van € 320.000,--, exclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2003, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

    2. Laurus te veroordelen tot vergoeding van de advocaatkosten in beide kort gedingprocedures en in appel als buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 49.034,98, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening of een bedrag als de kantonrechter in goede justitie zal vaststellen, en

    3. Laurus te veroordelen in de kosten van dit geding.

    Laurus heeft de vorderingen bestreden.

    De kantonrechter heeft bij vonnis van 18 december 2003 Laurus veroordeeld tegen bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen € 320.000,--, exclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 13 februari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening, Laurus in de kosten van het geding aan de zijde van [eiseres] veroordeeld, bovenstaande beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.

    Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft Laurus hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden en tevens een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis als bedoeld in art. 351 Rv. ingesteld.

    [Eiseres] heeft de incidentele vordering bestreden.

    Het Hof heeft bij arrest van 3 maart 2004 in het incident de vordering afgewezen en de hoofdzaak naar de rol verwezen voor voortprocederen.

    Bij arrest van 14 juli 2004 heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [eiseres] afgewezen, [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg, in hoger beroep en in de eigen kosten van het incident, en dit arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

    Het arrest van het hof van 14 juli 2004 is aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen laatstvermeld arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    Laurus heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Laurus mede door mr. F. Damsteegt, beiden advocaat bij de Hoge Raad.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.

  3. Beoordeling van het middel

    De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verwerpt het beroep;

    veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Laurus begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 december 2005.

    Zaaknr. C04/314HR

    Mr. Huydecoper

    Zitting van 21 oktober 2005

    Conclusie inzake

    [eiseres]

    eiseres tot cassatie

    tegen

    de besloten vennootschap Laurus Nederland B.V.,

    verweerster in cassatie

    Feiten en procesverloop(1)

  5. De eiseres tot cassatie, [eiseres], huurt van een derde (die "[betrokkene 1]" heet) een winkelpand in [plaats]. De huurovereenkomst verplicht [eiseres], in het gehuurde een bedrijf te voeren overeenkomstig de volgens de huurovereenkomst geldende bestemming (namelijk: supermarkt).

    [Eiseres] heeft het winkelpand (met de daarvoor noodzakelijke toestemming van de hoofdverhuurder) onderverhuurd aan de verweerster in cassatie, Laurus. De huurovereenkomst tussen [eiseres] en Laurus geeft wel expliciet de bestemming van het gehuurde als "winkel" aan, maar stipuleert niet expliciet dat Laurus tot het exploiteren van een winkel ter plaatse verplicht is.

    In november 2001 heeft Laurus aan [betrokkene 1] meegedeeld dat zij de exploitatie van de winkel ("basismarkt") die in het gehuurde werd gedreven, zou staken. In een hierop gevolgd reeksje kort-gedingprocedures werd [eiseres] op vordering van [betrokkene 1] veroordeeld, het gehuurde als supermarkt/winkel te exploiteren; terwijl een vordering van overeenkomstige strekking van [eiseres] tegen Laurus, werd afgewezen.

    Ter voorkoming van (verdere) aanspraken van [betrokkene 1] heeft [eiseres] de exploitatieverplichting voor een aanzienlijk bedrag (€ 320.000,- ) "afgekocht".

  6. In deze zaak heeft [eiseres], kort gezegd, aangevoerd dat de (onder)huurovereenkomst tussen haar en Laurus, Laurus verplicht tot het exploiteren van een supermarkt in het gehuurde. (Dat zou volgen uit de verplichting tot gebruik als goed huurder, destijds neergelegd in art. 7A:1596 BW(2); althans in de omstandigheden van een geval als dit, zou zo'n verplichting moeten worden aangenomen); dat Laurus deze verplichting heeft verzaakt, en dat Laurus haar, [eiseres], de schade moet vergoeden die daardoor is veroorzaakt. [eiseres] stelt die schade op het bedrag dat zij zich genoodzaakt heeft gezien, aan [betrokkene 1] te betalen.

  7. In de eerste aanleg had de vordering van [eiseres] succes, maar in appel kwam het hof tot de tegengestelde uitkomst. Het hof oordeelde dat het (enkele) staken van de feitelijke exploitatie (in de door het hof vastgestelde omstandigheden) onvoldoende was om een tekortkoming in de nakoming van de uit art. 7A:1596 BW voortvloeiende verplichtingen op te leveren.

  8. In het cassatieberoep dat namens [eiseres] tijdig en regelmatig is ingesteld(3), wordt het zojuist kort weergegeven oordeel van het hof aangevochten. Namens Laurus is tot verwerping geconcludeerd. Partijen hebben beide hun standpunten schriftelijk laten toelichten. Van de kant van Laurus is ook gedupliceerd.

    Bespreking van het cassatiemiddel

  9. Centraal in de klachten van het cassatiemiddel staat de stelling, dat een huurder van bedrijfsruimte uit hoofde van de verplichting tot gebruik als goed huurder van art. 7A:1596 BW, (tevens) verplicht is tot exploitatie van het bedrijf waarvoor de bedrijfsruimte ingevolge de huurovereenkomst bestemd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT