Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 5 de Diciembre de 2005

Datum uitspraak 5 de Diciembre de 2005
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

04/5458 NABW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 augustus 2004, reg.nr. 03/1774 NABW.

    Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.

    Het geding is behandeld ter zitting van 25 oktober 2005, waar appellant is verschenen, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door F.H.W. Fris, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.

  2. MOTIVERING

    De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    Bij besluit van 20 september 2002 heeft gedaagde de aanvraag van appellant van 7 september 2002 om bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten afgewezen.

    Gedaagde heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard bij besluit van 4 maart 2003.

    Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 4 maart 2003 ongegrond verklaard.

    Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.

    De Raad overweegt als volgt.

    Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen is de Ziekenfondswet voor de kosten van tandheelkundige hulp als een aan de Algemene bijstandswet (Abw) voorliggende, toereikende en passende voorziening aan te merken. Dit brengt mee dat artikel 17, eerste lid, van de Abw in beginsel aan toekenning van bijzondere bijstand in de bedoelde kosten in de weg staat.

    Het derde lid van artikel 17 van de Abw biedt de mogelijkheid om in afwijking van de voorgaande leden, in bedoelde kosten bijstand te verlenen indien en zolang, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn. Blijkens de Memorie van Toelichting dient daarbij gedacht te worden aan noodsituaties. De gedingstukken bieden de Raad geen aanknopingspunt om te oordelen dat daarvan in het geval van appellant sprake was. Dit betekent dat gedaagde niet de bevoegdheid toekwam om appellant bijzondere bijstand toe te kennen voor de hier gevraagde kosten.

    Gedaagde heeft, omdat de door appellant gemaakte kosten niet volledig door de voorliggende voorziening worden vergoed, de aanvraag mede beoordeeld aan de hand van zijn beleid. Volgens dat beleid kan in uitzonderlijke gevallen bijzondere bijstand worden verleend voor tandheelkundige kosten. Gezien het voorgaande moet dat beleid naar het oordeel van de Raad worden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT