Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, Haarlem, 21 de Diciembre de 2005

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak21 de Diciembre de 2005
Uitgevende instantie:Haarlem

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Nevenzittingsplaats Haarlem

zaaknummer: AWB 05 / 41066 (beroepszaak)

uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 21 december 2005

in de zaak van:

A,

geboren op [...] 1972, van Colombiaanse nationaliteit,

eiser,

gemachtigde: mr. F.L.M. van Haren, advocaat te Amsterdam,

tegen:

de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

verweerder,

gemachtigde: mr. E. Bervoets, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te

's-Gravenhage.

  1. Procesverloop

    1.1 Eiser heeft op 7 september 2005 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 11 september 2005 afgewezen. Eiser heeft tegen het besluit op 12 september 2005 beroep ingesteld.

    1.2 Bij uitspraak van 23 september 2005 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank en nevenzittingsplaats (AWB 05/41069) bij wijze van voorlopige voorziening verweerder verboden eiser uit te zetten totdat op het beroep is beslist

    1.3 Bij brief van 30 september 2005 heeft de rechtbank aan eiser vragen gesteld en verweerder de gelegenheid gegeven op de antwoorden van eiser van 6 en 7 oktober 2005 schriftelijk voor de zitting te reageren. Van deze mogelijkheid heeft verweerder geen gebruik gemaakt.

    1.4 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2005. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De zaak van eiser is gelijktijdig behandeld met de zaak van B (AWB 05/41219).

  2. Overwegingen

    2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.

    2.2 De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen in het kader van de zogenoemde aanmeldcentrumprocedure (verder te noemen ac-procedure). Een aanvraag kan in dat kader worden afgewezen, indien dit zonder schending van eisen van zorgvuldigheid binnen 48 proces-uren kan geschieden.

    2.3 Ingevolge artikel 29, eerste lid, Vw kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd onder meer worden verleend aan de vreemdeling:

    1. die verdragsvluchteling is;

    2. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reÎel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;

    3. van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst;

    4. voor wie terugkeer naar het land van herkomst naar het oordeel van Onze Minister van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar.

    Verdragsvluchteling is ingevolge artikel 1 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen - voor zover thans van belang - de persoon die zich uit gegronde vrees voor vervolging wegens een van de aangeduide vervolgingsgronden, waaronder zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit en die de bescherming van dat land niet kan inroepen.

    2.4 Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. In oktober 2000 vond in eisers dorp een confrontatie plaats tussen de Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC) en de Autodefensas Unidas de Colombia (AUC). De burgers op het landgoed waar eiser toen verbleef, zijn door de FARC aangevallen en mishandeld. Eiser kreeg vierentwintig uur om, evenals de andere overlevenden, het dorp te verlaten. Eiser is naar de gemeente C gegaan en heeft daar gewerkt bij de stichting D. Daarna is eiser naar E gegaan, omdat de FARC in C vier personen van de groep ontheemden hebben vermoord. Twee van de vier vermoorde personen waren neven van eiser. In mei 2005 is eiser tijdens een confrontatie tussen het leger en de FARC in het plaatsje F hetzelfde overkomen als in 2000. FARC wilde dat eiser samen met andere burgers deel uit zou gaan maken van de FARC. Omdat zij dat niet wilden, werden sommigen gedood, anderen geslagen. Eiser kreeg vierentwintig uur om het landgoed te verlaten. In september 2005 heeft eiser het land verlaten. Hij vreest dat de FARC hem nu zoekt.

    2.5 Verweerder stelt zich - verkort weergegeven - op de volgende standpunten. Verweerder acht eisers asielrelaas geloofwaardig. Dit uitgangspunt heeft verweerder ter zitting bij de voorzieningenrechter bevestigd. Eiser heeft echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk in de negatieve aandacht van de FARC heeft gestaan. De acties van FARC in 2000 en mei 2005 waren niet op eiser persoonlijk gericht, maar hebben deel uitgemaakt van gevechtshandelingen van FARC tegen alle burgers in het betreffende gebied. Verweerder acht het daarom niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer naar zijn land van herkomst voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin te vrezen heeft. Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hij een reÎel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. De verklaringen van eiser bieden geen aanknopingspunten voor de conclusie dat aannemelijk is dat van eiser op grond van klemmende redenen van humanitaire aard, die verband houden met de redenen van vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verwacht terug te keren naar dat land van herkomst. In het algemeen ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (ambtsbericht) van 19 januari 2005 (kenmerk DPV/AM-859426) ziet verweerder voorts geen aanleiding te besluiten tot het voeren van een categoriaal beschermingsbeleid voor Colombia. Over de stelling dat bij dit besluit ook de positie van de Afro-Colombiaan betrokken dient te worden, merkt verweerder op dat uit de verklaringen van eiser valt op te maken dat hij nimmer vanwege zijn afkomst problemen heeft ondervonden.

    2.6 Eiser heeft tegen het besluit - verkort weergegeven - het volgende aangevoerd. Zijn persoon staat specifiek in de negatieve belangstelling van de FARC. Voorts is eiser van mening dat er ten onrechte geen categoriaal beschermingsbeleid wordt gevoerd. Eiser verwijst in dit verband naar...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT