Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 3 de Enero de 2006

Datum uitspraak 3 de Enero de 2006
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

04/4522 NABW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland, appellant,

en

[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 13 juli 2004, reg.nr. NABW 03/549.

    Namens gedaagde heeft mr. W. Searle, advocaat te Hoorn, een verweerschrift ingediend.

    Het geding is behandeld ter zitting van 22 november 2005, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door W. van der Hoek, werkzaam bij de gemeente Drechterland, en waar gedaagde niet is verschenen.

  2. MOTIVERING

    Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.

    Gedaagde ontving vanaf 1 november 1996 een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw), naar de norm voor een alleenstaande ouder. Zij nam vanaf 19 oktober 2000 deel aan een traject gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling bij Rentree, een bureau voor arbeidsmarkttoeleiding en arbeidsbemiddeling. Gedaagde is per 9 september 2002 voor 24 uur per week in een WIW-dienstverband gaan werken bij schoonheidssalon [naam bedrijf] te Amsterdam. Op 20 september 2002 heeft zij zich ziekgemeld. Vervolgens is zij op het spreekuur bij de Arbo-arts geweest en naar huis gegaan. Vanuit [naam bedrijf] is met gedaagde kort daarop telefonisch contact geweest, waarna zij niets meer van zich heeft laten horen. Op een afspraak op 27 september 2002 om, aansluitend op het WIW-dienstverband, een arbeidsovereenkomst te ondertekenen is zij niet verschenen. [naam bedrijf] heeft uiteindelijk de WIW-proeftijd niet verlengd, waarna Rentree het traject heeft beÎindigd.

    Het vorenstaande heeft appellant aanleiding gegeven om bij besluit van 4 februari 2003 de uitkering van gedaagde vanaf 1 maart 2003 te verlagen met 100% gedurende ÈÈn maand. Daarbij heeft appellant betrokken dat de beÎindiging van het dienstverband is te wijten aan gedaagdes werkhouding bij [naam bedrijf].

    Bij besluit van 1 april 2003 heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van

    4 februari 2003 ongegrond verklaard.

    Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen omtrent griffierecht en proceskosten - het beroep tegen het besluit van 1 april 2003 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT