Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 14 de Febrero de 2006

Datum uitspraak14 de Febrero de 2006
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

14 februari 2006

Strafkamer

nr. 00744/05

EC/AM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 november 2002, nummer 23/003995-01, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Toorenburgh (Schutterswei)" te Alkmaar.

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar van 26 april 2001, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de verdachte ter zake van "diefstal, meermalen gepleegd" veroordeeld tot ÈÈn maand gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.

  2. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en nietigverklaring van de inleidende dagvaarding.

  3. Beoordeling van het tweede middel

    3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte de zaak niet heeft teruggewezen naar de rechter in eerste aanleg, nu onduidelijk is of de betekening van de dagvaarding in eerste aanleg op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.

    3.2. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat de aan het middel ten grondslag liggende opvatting dat indien de appËlrechter, anders dan de rechter in eerste aanleg, oordeelt dat de inleidende dagvaarding niet op rechtsgeldige wijze is betekend, de appËlrechter de zaak op de voet van art. 423, tweede lid, Sv naar de eerste rechter dient te verwijzen, onjuist is.

    3.3. Een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de op 11 april 2001 gedateerde dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in eerste aanleg - houdt in dat op 9 april 2001 tevergeefs is geprobeerd een gerechtelijke brief uit te reiken op verdachtes GBA-adres waarna het origineel van dat stuk op 20 april 2001 is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT