Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 14 de Febrero de 2006

Datum uitspraak14 de Febrero de 2006
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

14 februari 2006

Strafkamer

nr. 00686/05 P

PB/IC

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 23 februari 2005, nummer 21/004321-03, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:

[veroordeelde/betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring te Zutphen.

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een beslissing van de Rechtbank te Arnhem van 2 juli 2003 - de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.000,-.

  2. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

  3. Beoordeling van het eerste middel

    3.1. Het middel bevat de klacht dat de bestreden uitspraak niet de inhoud van de bewijsmiddelen bevat waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend.

    3.2. Ingevolge art. 511g, tweede lid, in verbinding met art. 415 en art. 359, eerste lid, Sv dient de uitspraak op een vordering als bedoeld in art. 36e Sr op straffe van nietigheid de inhoud te bevatten van de bewijsmiddelen waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend.

    3.3. De bestreden uitspraak houdt onder meer in:

    De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

    De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 23 februari 2005 (parketnummer 21-003279-03) terzake van onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot straf. Een door de griffier gewaarmerkt exemplaar van dit arrest wordt aan deze beslissing gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingelast.

    Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep komt naar voren dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.

    De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen wegens het ontbreken van een causaal verband, nu de veroordeelde heeft verklaard dat hij geld heeft gekregen om zijn mond te houden.

    Veroordeelde heeft op 24 augustus 2002 bij de politie verklaard dat hij na de moord € 4.000,- van [betrokkene 1] (het hof begrijpt [betrokkene 1]) heeft gekregen. Uit de verklaring die de getuige [getuige 1] op 17 december 2004 ter terechtzitting van het hof in de strafzaak tegen veroordeelde heeft afgelegd, blijkt dat veroordeelde geld van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT