Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Haarlem, Sector kanton, 30 de Marzo de 2006

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak30 de Marzo de 2006
Uitgevende instantie:Sector kanton

RECHTBANK HAARLEM

Sector kanton Locatie Zaandam

zaak/rolnr.: 292428 CV EXPL 6849-05

datum uitspraak: 30 maart 2006

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

[eiser]

te [woonplaats],

eisende partij,

hierna te noemen [eiser]

gemachtigde mr. H.P. de Vos,

tegen

Bonar Floors N.V.

te Krommenie,

gedaagde partij,

hierna te noemen Bonar Floors,

gemachtigde mr. H.J. Bronsgeest,

De procedure

Bij beschikking van 3 november 2005 is de zaak, die bij verzoekschrift aanhangig was gemaakt, op de voet van het bepaalde in artikel 69 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering naar de dagvaardingsprocedure verwezen.

Vervolgens is Bonar Floors bij deurwaardersexploot opgeroepen om verweer te voeren tegen de in het verzoekschrift omschreven vordering tot toekenning van een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag.

Hierop heeft Bonar Floors geantwoord.

Vervolgens is schriftelijk voort geprocedeerd.

Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.

De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.

De vordering

[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoer-baar bij voorraad, Bonar Floors zal veroordelen aan [eiser] te betalen een door de kantonrechter op de voet van artikel 7.681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek te bepalen schadevergoeding, met rente en kosten.

Het verweer

Het verweer strekt tot niet ontvankelijkheid wegens verjaring van de vordering.

De feiten

In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.

  1. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan die door Bonar Floors met vergunning van het CWI op 6 januari 2005 per 1 maart 2005 is opgezegd.

  2. Bij brief van 10 februari 2005 heeft de gemachtigde van Bonar Floors aan de toenmalige gemachtigde van [eiser] laten weten dat een te korte opzegtermijn in acht was genomen, nu een opzegtermijn van drie maanden gold in plaats van ÈÈn maand. Daarom werd toegezegd dat aan [eiser] wegens onregelmatig ontslag nog twee maanden salaris zou worden uitbetaald, hetgeen is gebeurd.

De beoordeling van het geschil

Ingevolge het bepaalde in artikel 7.683 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek verjaart...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT