Eerste aanleg - meervoudig van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 31 de Marzo de 2006

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak31 de Marzo de 2006
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

tweede meervoudige belastingkamer

31 maart 2006

nummer BK-04/01770

UITSPRAAK

op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A te Zoeterwoude tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst B, betreffende na te noemen aangiften.

  1. Aangiften en bezwaar

    In de periode van mei 2003 tot en met april 2004 heeft belanghebbende vijfentwintig aangiften voor de accijns van minerale oliÎn gedaan. Tegen de door haar op de aangiften betaalde bedragen, in totaal ? 42.215, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.

  2. Loop van het geding

    2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. De griffier heeft in verband daarmee van belanghebbende een griffierecht geheven van ? 273.

    2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingezonden, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.

    2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 17 februari 2006, gehouden te Den Haag. Beide partijen zijn ter zitting verschenen. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt.

  3. Vaststaande feiten

    Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

    3.1. Op basis van de op 27 juli 1998 aan haar verleende vergunning "Geregistreerd Bedrijf" heeft belanghebbende in de periode van mei 2003 tot en met april 2004 regelmatig hoeveelheden olieproducten (hierna: additieven) ontvangen van A , die de additieven onder geleide van een accijnsgeleidedocument heeft vervoerd.

    3.2. Na het in ontvangst nemen van de zendingen, heeft belanghebbende met betrekking tot de additieven telkens een dagaangifte voor de accijns van minerale oliÎn gedaan en de aangegeven belasting van in totaal ? 42.215 voldaan. De additieven zijn steeds aangegeven onder post 3811.9000 van de GN (Gecombineerde Nomenclatuur).

    3.3. Belanghebbende verkoopt de additieven in kleinverpakking. De additieven zijn bestemd om aan motorbrandstof te worden toegevoegd en hebben een reinigende en beschermende werking. De meeste additieven hebben volgens de verpakking en de informatie die belanghebbende in folders en via haar internetsite geeft, de eigenschap dat zij onder andere de brandstofprestatie en/of de motorprestatie verbeteren.

    3.4. Bij brief van 4 juli 2003, waarvan een kopie tot de stukken van het geding behoort, heeft belanghebbende met betrekking tot de additieven het volgende aan de tot de eenheid van de Inspecteur behorende laboratoriumafdeling voorgelegd:

    "(...)

    Zoals afgesproken in ons telefoongesprek van woensdag 2 juli j.l. doen wij u hierbij de 14 veiligheidsinformatiebladen toekomen (bijlage 1) van de producten waar A [belanghebbende] (...) momenteel accijns over afdraagt.

    In deze veiligheidsinformatiebladen staat onder andere vermeld de aard en gebruik van de producten, informatie over de samenstelling en fysische en chemische eigenschappen van de producten.

    In twee bezwaarprocedures hebben de heren B op basis van een standpunt van de Kennisgroep accijns, artikel 64, lid 1, letter d Wet op de Accijns van toepassing verklaard voor brandstofadditieven. Er dient echter op grond van artikel 27 Uitvoeringsregeling accijns wel een mengvoorschrift te zijn vastgesteld voor deze producten. Aangezien het bij brandstofadditieven slechts om zeer kleine hoeveelheden gaat in individuele verpakkingen, is mengen praktisch gezien onmogelijk. Wij hebben hierover overleg gepleegd met de B . Dit overleg heeft het voorstel opgeleverd dat het mengvoorschrift voor deze producten waarschijnlijk zal inhouden dat u schriftelijk verklaart dat er niet gemengd behoeft te worden.

    In bijlagen 2 omschrijven wij kort de vrijstellingsbepalingen zoals deze volgens ons van toepassing zijn op brandstofadditieven.

    Wij verzoeken u voor deze 14 producten een mengvoorschrift te bepalen conform het voorstel zoals wij dit met de heer Wolthaus hebben besproken.

    (...)".

    3.5. In reactie op die brief heeft de desbetreffende laboratoriumafdeling van de Inspecteur bij brief van 21 juli 2003, waarvan een kopie tot de stukken van het geding behoort, het volgende aan belanghebbende meegedeeld:

    "(...)

    De 14 brandstofadditieven (zie bijlage 1), waarvan de samenstelling is omschreven op de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT