Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 22 de Marzo de 2006

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak22 de Marzo de 2006
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

Uitspraak : 22 maart 2006

Rekestnummer : 141-H-05

Rekestnr. rechtbank : 03-7248

GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE

FAMILIEKAMER

B e s c h i k k i n g

in de zaak van

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

procureur mr. M.C. Carli-Lodder,

tegen

[verweerder],

wonende te [woonplaats],

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

procureur mr. W.F.A.A.A.M. van de Pol.

Als belanghebbende is opgeroepen:

de raad voor de kinderbescherming,

vestiging 's-Gravenhage,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 4 februari 2005 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 5 november 2004.

De man heeft op 2 maart 2005 een verweerschrift en op 28 december 2005 een aanvullend verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 13 september 2005 aanvullende stukken ingekomen.

Op 20 januari 2006 is de zaak mondeling behandeld, welke behandeling is aangehouden, omdat de advocaat van de man, mr. G.A.F.M. Spera, door omstandigheden alstoen niet ter zitting kon verschijnen en de man, daarnaar gevraagd zijnde, aangegeven heeft bijstand te willen van zijn advocaat. De hierna te noemen minderjarige is in raadkamer gehoord.

Van de zijde van de vrouw zijn op 23 januari 2006 aanvullende stukken ingekomen. Aangezien deze stukken niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van het uniform rekestreglement van de gerechtshoven voor rekestprocedures in familiezaken, alsmede het sub B bepaalde in het Bijzonder rekestreglement personen- en familiezaken van het gerechtshof te 's-Gravenhage zijn ingediend, heeft het hof deze stukken buiten beschouwing gelaten.

Op 2 februari 2006 is de zaak wederom mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar procureur, en de man, bijgestaan door mr. G.A.M.F. Spera. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.

VASTSTAANDE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen partijen het volgende vast.

Partijen zijn op [datum] met elkaar gehuwd. Uit hun huwelijk is op [geboortedatum] de minderjarige [kind 1] geboren, verder: [kind 1], en op [geboortedatum] de thans jong-meerderjarige [kind 2], verder [kind 2]. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [kind 1], die sinds hun uiteengaan bij de vrouw verblijft.

Op 23 december 2003 heeft de man bij de rechtbank te 's-Gravenhage een verzoek tot echtscheiding met een nevenverzoek ingediend. Hij heeft verzocht de verdeling ten overstaan van een notaris te bevelen van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap, met benoeming van een notaris en onzijdige personen als naar de wet. De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de man. Zij heeft zelfstandig verzocht te bepalen dat de kinderen hun gewone verblijfplaats bij haar zullen hebben. De vrouw heeft verder verzocht ten laste van de man een kinderalimentatie vast te stellen van € 130,- per kind per maand en een partneralimentatie van € 2.000,- bruto per maand, dan wel een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht, en daarbij onderscheid te maken voor het geval de echtelijke woning nog niet dan wel al wel zal zijn verkocht. Zij heeft tot slot verzocht vast te stellen dat de door de man ontvangen schadeloosstelling ter zake van zijn ontslag in december 2003 voor de helft toekomt aan haar.

De man heeft verweer gevoerd tegen de door de vrouw verzochte alimentaties en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Bij die beschikking heeft de rechtbank verder bepaald - uitvoerbaar bij voorraad - dat [kind 1] zijn gewone verblijfplaats bij de vrouw zal hebben. Voorts heeft de rechtbank ten laste van de man de alimentatie voor [kind 1] en de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie voor [kind 2] bepaald op € 130,- per maand per kind, met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, doch niet eerder dan de dag dat de echtelijke woning is verkocht en overgedragen dan wel wordt verhuurd. Voorts heeft de rechtbank de verdeling bevolen van de huwelijksgemeenschap ten overstaan van een notaris.

De echtscheidingsbeschikking is op 18 maart 2005 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

  1. In geschil is het gezag over [kind 1], de behoefte van de vrouw aan levensonderhoud en de draagkracht van de man om daarin te voorzien, alsmede de wijze van verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap.

  2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de afwijzing van de door haar verzochte partneralimentatie van € 2.000,- per maand en de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap en, in zoverre opnieuw beschikkende, de door de man aan haar te betalen alimentatie, met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, te bepalen op € 2.000,- bruto per maand en voorts de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen zoals door de vrouw uiteen is gezet in haar beroepschrift. Voorts verzoekt de vrouw, voor het eerst in hoger beroep, te bepalen dat zij in het vervolg alleen het ouderlijk gezag over [kind 1] zal uitoefenen.

  3. De man heeft het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT