Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 23 de Mayo de 2006

Datum uitspraak23 de Mayo de 2006
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

05/2028 NABW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant] , wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 februari 2005, 04/1959 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: College)

Datum uitspraak : 23 mei 2006

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. W.H. van Zundert, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.

    Het College heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2006. Voor appellant is verschenen mr. Van Zundert. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. van Lunteren en mr. D. Cevik, werkzaam bij de gemeente Rotterdam.

  2. OVERWEGINGEN

    Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.

    Bij besluit op bezwaar van 17 mei 2004 heeft het College het eerder genomen primair besluit van 15 februari 2002, waarbij met toepassing van artikel 69, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) het eerder aan appellant toegekende recht op bijstand met ingang van de datum van dat besluit is opgeschort, ingetrokken. Tevens heeft het College hierbij overwogen dat de financile uitvoering van deze intrekking reeds op 17 oktober 2003 heeft plaatsgevonden.

    De rechtbank heeft het namens appellant tegen het besluit van 17 mei 2004 ingestelde beroep ongegrond verklaard.

    Appellant kan zich hiermee niet verenigen. Hij heeft onder meer aangevoerd dat de nabetaling van € 216,56 over de periode van 15 februari 2002 tot en met 28 februari 2002 nog immer niet heeft plaats gehad.

    De Raad overweegt het volgende.

    Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van de appellant meegedeeld dat appellant het bedrag van € 216,56, zijnde de bijstand over de periode van 15 februari 2002 tot en met 28 februari 2002, anders dan hij tot nu toe heeft aangevoerd, wel van het College...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT