Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Hertogenbosch, 30 de Junio de 2006
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 30 de Junio de 2006 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank 's-Hertogenbosch |
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/039071-04
Uitspraakdatum: 30 juni 2006
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],1956
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juni 2006, 15 juni 2006 en 16 juni 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding met een concept tekst tenlastelegging d.d. 11 mei 2005.
De officier van justitie heeft conform artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting van 12 juni 2006 een vordering nadere omschrijving tenlastelegging gedaan. De rechtbank heeft deze vordering toegestaan.
Aan verdachte is met inbegrip van deze vordering thans tenlastegelegd dat:
-
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 18 januari 2001 tot
en met 22 januari 2001 te Nuenen, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen.opzettelijk en al dan
niet met voorbedachten rade [slachtoffer], zijnde zijn, verdachtes,
toenmalige echtgenote, van het leven heeft beroofd, immers heeft hij toen
aldaar al dan niet met die ander(en), met dat opzet en al dan niet na kalm
beraad en rustig overleg die [slachtoffer] haar keel dicht geknepen en/of
dichtgedrukt, en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt gehouden, althans die [slachtoffer] de
ademhaling belemmerd en/of onmogelijk gemaakt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer]
is overleden;
(artikel 289/287 Wetboek van Strafrecht)
-
hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2004 tot en met 20 oktober 2004
te Grefsen (Oslo, Noorwegen) , in elk geval in Noorwegen, een aantal
afbeeldingen en/of een aantal gegevensdragers (te weten een of meer hard disks
van een computer en/of een of meer cd-roms), bevattende ÈÈn of meer
afbeeldingen en/of een of meer film- en/of videofragmenten van seksuele
gedragingen, bij welk(e) film- en/of videofragment(en) en/of afbeelding(en)
(telkens) een persoon was betrokken of schijnbaar was betrokken, die kennelijk
de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten
- een of meer fragmenten/afbeeldingen waarop (telkens)(gedeeltelijk) naakte
kinderen poseren en/of voorkomen waarbij gerichte aandacht is voor de
geslachtsdelen danwel waarbij kinderen een onnatuurlijke en/of seksueel
prikkelende houding aannemen, en/of
- een of meer fragmenten/afbeeldingen waarop (telkens) een (mans-)persoon de
penis in de mond en/of vagina en/of anus van een kind duwt/brengt en/of de
penis in aanraking brengt en/of houdt met het onblote (deel van het) lichaam
van een kind, en/of
- een of meer fragmenten/afbeeldingen waarop (telkens) een (mans-)persoon een
kind aan haar onblote borsten en/of vagina en/of billen betast, in elk geval
aanraakt,
(telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd
en/of in bezit heeft gehad;
-
dat hij in of omstreeks de periode van 18 januari 2001 tot en met 17 januari
2005 te Nuenen, op het perceel [pleegplaats], te weten in de tuin van dat perceel
en/of (vervolgens) op het perceel [pleegplaats], te weten onder de vloer van het huis op
laatstgenoemd perceel, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen, een
lijk, te weten het stoffelijk overschot van (zijn toenmalige en voormalige
echtgenote) [slachtoffer], heeft begraven en/of verborgen;
(art. 151 Wetboek van Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie met betrekking tot feit 2:
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat, wil het openbaar ministerie ontvankelijk zijn, de rechtbank op de voet van het bepaalde in artikel 5 van het Wetboek van Strafrecht zal moeten vaststellen of het onder 2 tenlastegelegde feit, een strafbaar feit naar Noors recht is. De verdediging heeft daaraan nog toegevoegd dat in het dossier geen stuk is aangetroffen waaruit dit blijkt.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu blijkens artikel 5, eerste lid aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht, de Nederlandse strafwet toepasselijk is op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een misdrijf omschreven in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Deze toepasselijkheid staat los van de vraag of het feit ook strafbaar is in het land waar het gepleegd is.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Overweging met betrekking tot het verweer aangaande bewijsuitsluiting.
De verdediging heeft betoogd dat er sprake is van een ongeoorloofde voorsprong van het openbaar ministerie op de verdediging ten gevolge van het onbruikbaar zijn van het halspreparaat voor een contra-expertise. Aldus is er geen sprake van een eerlijk proces en dient volgens de verdediging de (gehele) NFI-rapportage inzake de sectie uitgesloten te worden van het bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Dr. B. Kubat, arts en patholoog bij het NFI, heeft bij haar onderzoek het halspreparaat ontleed met als gevolg dat het preparaat niet meer bruikbaar is voor vergelijkbaar onderzoek. De gevolgde onderzoeksmethode kan blijkens de verklaring van dr. Kubat ter terechtzitting in een geval als het onderhavige als normaal worden aangemerkt. De deskundige prof. dr. W. Jacobs, forensisch patholoog en verbonden aan het universitair ziekenhuis in Antwerpen, noemt de methode ter terechtzitting verdedigbaar. De raadsman en verdachte zijn ter zitting ruimschoots in de gelegenheid geweest de deskundige te bevragen met betrekking tot het onderzoek en de gevolgde werkwijze. Gelet op deze feiten en omstandigheden en mede in aanmerking genomen dat er geen algemeen recht op tegenonderzoek bestaat, leidt het ontbreken van de mogelijkheid een tegenonderzoek te verrichten, niet tot het oordeel dat er geen sprake is van een eerlijk proces. Derhalve is er geen aanleiding het NFI-rapport inzake de sectie uit te sluiten van het bewijs. Overigens merkt de rechtbank op dat het resultaat van het door dr. Kubat aan het halspreparaat verrichte onderzoek door de rechtbank niet voor het bewijs wordt gebezigd.
Bewijsoverweging met betrekking tot feit 1:
Blijkens het sectieverslag van 27 april 2005 van dr. Kubat en drs. A. Maes, laatstgenoemde eveneens arts en patholoog bij het NFI, waren er bij de sectie geen aanwijzingen voor uitwendig mechanisch perforerend geweld en/of heftig botsend geweld dat voor het overlijden van [slachtoffer] van betekenis zou zijn geweest. Voorts zijn geen aanwijzingen gevonden voor een toxicologische bijdrage aan het overlijden. Evenmin waren er aanwijzingen...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT