Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 20 de Abril de 2006

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Abril de 2006
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/3716 OB

Uitspraakdatum: 20 april 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

de fiscale eenheid voor de omzetbelasting [X.] B.V. en [X.], gevestigd en kantoorhoudende respectievelijk wonende te [Y.], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst te [P.], verweerder.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1. Met dagtekening 26 januari 2004 heeft eiseres aangifte omzetbelasting gedaan voor het vierde kwartaal van 2003.

    1.2. Bij brief van 28 oktober 2004, bij verweerder binnengekomen op 29 oktober 2004, heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de voldoeningen op aangifte voor het vierde kwartaal van 2003 tot en met het vierde kwartaal van 2004 en verzocht haar een teruggaaf van omzetbelasting te verlenen ten bedrage van € 53.472. Bij brief van 9 mei 2005 heeft eiseres het bezwaarschrift nader gemotiveerd, waarbij zij het bedrag van de verzochte teruggaaf per kwartaal heeft gespecificeerd. De verzochte teruggaaf voor het vierde kwartaal van 2003 bedroeg € 27.501.

    1.3. Bij besluit van 27 mei 2005 heeft verweerder het bezwaar met betrekking tot het vierde kwartaal van 2003 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 30 mei 2005, ontvangen bij de rechtbank op 31 mei 2005, beroep ingesteld.

    1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

    1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2006 te 's-Gravenhage.

    Eiseres is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

    1.6. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

  2. Feiten

    Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:

    2.1. Eiseres is ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968.

    2.2. Zij heeft gedurende de jaren 2003 en 2004 een woning laten bouwen. Aanvankelijk heeft eiseres de omzetbelasting die haar in verband met de bouw van de woning in rekening is gebracht, niet als verrekenbare voorbelasting in aanmerking genomen. In haar bezwaarschrift heeft eiseres verzocht deze voorbelasting alsnog in aanmerking te nemen.

    2.3. Eiseres heeft het bedrag dat zij volgens haar aangifte over het vierde kwartaal van 2003 verschuldigd is, tijdig op aangifte...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT