Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 14 de Febrero de 2006

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak14 de Febrero de 2006
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

typ. NJ

rolnr. C0400413/RO

ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,

zevende kamer, van 14 februari 2006,

in de zaak van:

[APPELLANT],

wonende te [plaats], hierna: "[appellant]",

appellant bij exploot van dagvaarding van 16 februari 2004,

procureur: mr. A.M.H.C. Coppens,

tegen:

  1. [GEœNTIMEERDE SUB 1],

    wonende te [plaats], hierna afzonderlijk aan te duiden als: "[geÔntimeerde sub 1]",

  2. [GEœNTIMEERDE SUB 2],

    wonende te [plaats], hierna afzonderlijk aan te duiden als: "[geÔntimeerde sub 2]",

  3. [GEœNTIMEERDE SUB 3],

    wonende te [plaats], hierna afzonderlijk aan te duiden als: "[geÔntimeerde sub 3]",

    geÔntimeerden bij gemeld exploot,

    incidenteel appellanten,

    hierna tezamen aan te duiden als: "[geÔntimeerden]"

    procureur: mr. H.B.J. de Boer,

    op het hoger beroep van de door de rechtbank Roermond gewezen vonnissen van 1 augustus 2002, 15 januari 2003 en 26 november 2003 tussen [appellant] als eiser in conventie, tevens gedaagde in reconventie, en [geÔntimeerden] als gedaagde in conventie, tevens eisers in reconventie.

  4. Het verloop van het geding in eerste aanleg

    Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen, alsmede naar het comparitievonnis van 12 juli 2001, met zaak/rolnummer 44318 HAZA 01-357.

  5. Het verloop van het geding in hoger beroep

    2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] zeven grieven aangevoerd tegen de vonnissen van 1 augustus 2002 en 26 november 2003 en geconcludeerd dat het hof de vonnissen van 1 augustus 2002, 15 januari 2003 en 26 november 2003 zal vernietigen en, na wijziging van eis in conventie, gevorderd dat het hof, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest:

    1. zal bepalen dat de vrije economische waarde van de onverdeelde helft van het perceel inclusief de woning met overige opstallen, staande en gelegen aan de [straat] te [plaats], kadastraal bekend [gemeente], [sectienummer], wordt vastgesteld op een bedrag van E. 164.495,--, althans op een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag;

    2. (A) voor recht zal verklaren dat door [erflaatster], aan [geÔntimeerden] op of omstreeks 12 april 1992 en in maart 1993 schenkingen zijn gedaan, zulks ter grootte van een bedrag van NLG 180.000,-- (E. 81.680,44), te weten aan ieder van [geÔntimeerden] NLG 60.000,-- (E. 27.226,81); en

      (B) de legitieme portie van [appellant] in de nalatenschap van [erflaatster] te bepalen op een bedrag van E. 72.060,06, althans op een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van [geÔntimeerden] de gedane schenkingen ongedaan te maken opdat [appellant] zijn legitieme portie binnen ÈÈn maand na het wijzen van het arrest zal hebben ontvangen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf ÈÈn maand na het wijzen van het arrest;

    3. het aan [appellant] toekomende erfdeel in de nalatenschap van [naam] vast te stellen, met hoofdelijke veroordeling van [geÔntimeerden] tot betaling van dit erfdeel, te vermeerderen met de rente van 6% per jaar vanaf [datum] februari 1991, te berekenen overeenkomstig art. 6:119 BW, althans zodanig te beslissen als het hof in goede justitie zal menen te behoren;

      met bekrachtiging voor het overige van het vonnis van 26 november 2003, onder verbetering c.q. aanvulling van gronden, met hoofdelijke veroordeling van [geÔntimeerden] in de kosten van het geding in hoger beroep.

      2.2. [geÔntimeerden] hebben bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging in conventie. Het hof heeft bij rolbeslissing van 20 juli 2004 dit bezwaar ongegrond verklaard.

      2.3. Bij memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, hebben [geÔntimeerden] in het principale appel de grieven bestreden en geconcludeerd tot verwerping van de grieven en tot bekrachtiging, bij uitvoerbaar verklaard arrest, van de vonnissen waarvan beroep onder verbetering c.q. aanvulling van gronden, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, en in het incidentele appel ÈÈn grief aangevoerd tegen het vonnis van 26 november 2003, geconcludeerd tot vernietiging van dit vonnis en, na eiswijziging in reconventie, gevorderd dat het hof, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest:

    4. voor recht zal verklaren dat de door [geÔntimeerde sub 1] te betalen vergoeding voor het gebruik van (de onverdeelde helft van) de woning aan de [adres], [plaats], na verrekening van de lasten op nihil moet worden gesteld;

    5. (A) voor recht zal verklaren (i) dat tot de nalatenschap van [erflaatster] behoort een materiÎle schenking gedaan op [datum] 1992 aan [appellant] van NLG 170.000,--; en (ii) dat deze schenking tot die nalatenschap behoort; en

      (B) [appellant] zal veroordelen deze schenking inclusief rente in die nalatenschap in te brengen.

      2.4. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging in reconventie. Het hof heeft dit bezwaar bij rolbeslissing van 28 september 2004 ongegrond verklaard.

      2.5. Bij memorie van antwoord in het incidentele appel heeft [appellant] de incidentele grief bestreden en geconcludeerd dat het hof [geÔntimeerden] niet-ontvankelijk zal verklaren in het incidentele appel, althans hun grief zal verwerpen, en de vonnissen waarvan beroep zal bekrachtigen, onder verbetering c.q. aanvulling van gronden, met veroordeling van [geÔntimeerden] in de kosten van het incidentele appel, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na het wijzen van het arrest.

      2.6. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

  6. De gronden van het principale en het incidentele hoger beroep

    Hiervoor wordt verwezen naar de grieven en de daarop gegeven toelichting, zoals vermeld in de memories van grieven in het principale en het incidentele hoger beroep.

  7. De beoordeling:

    in het principale en het incidentele hoger beroep:

    4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

    4.1.1. [naam] (geboren [datum] 1916), hierna: "vader", was in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met [erflaatster] (geboren [datum] 1918), hierna: "moeder". Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren: [geÔntimeerde sub 1] (geboren in 1948), [appellant] (geboren in 1949), [geÔntimeerde sub 2] (geboren in 1951) en [geÔntimeerde sub 3] (geboren in 1954).

    4.1.2. Vader heeft op 27 januari 1982 samen met [appellant], ieder voor de onverdeelde helft, de eigendom verkregen van het woonhuis met ondergrond, schuur, erf en tuin, staande en gelegen te [plaats], plaatselijk bekend [adres], kadastraal bekend [gemeente], [sectienummer], groot 18 are 45 ca, voor een koopprijs van NLG 185.000,--. In de leveringsakte is voor zover hier van belang het volgende beding opgenomen:

  8. Wanneer ÈÈn van de mede-eigenaren voormeld vastgoed of

    zijn aandeel daarin wenst te vervreemden heeft de

    andere mede-eigenaar, en bij overlijden van ÈÈn van de

    mede-eigenaren heeft de langstlevende van hen, het

    recht het half aandeel in voormeld onroerend goed van

    degene, die wenst te vervreemden, respectievelijk van

    de overledene, over te nemen tegen betaling van een

    koopsom gelijk aan de helft van de thans bij verkrijging

    betaalde koopsom en kosten voor het geheel, in

    principe zonder verrekening ter zake van eventuele

    verbeteringen aan het vastgoed, aangezien partijen

    ervan uitgaan, dat zij deze verbeteringen voor gezamen-

    lijke rekening aanbrengen.

  9. De levering van vorenbedoeld half aandeel zal, indien

    bij scheiding geschieden.

    Vader heeft tot zijn overlijden met moeder de beneden verdieping van het huis aan de [adres] bewoond, [appellant] bewoonde met zijn gezin tot het overlijden van vader de bovenverdieping.

    4.1.3. Vader heeft in 1978 tezamen met [geÔntimeerde sub 1] een perceel grond te [plaats], [gemeente], verworven. [geÔntimeerde sub 1] heeft in 1979 en 1980 op dat perceel, thans kadastraal bekend [gemeente] [deesctienummer], plaatselijk bekend [aders] te [plaats], een woonhuis met stallen gebouwd. De stichtingskosten zijn geheel voor rekening van [geÔntimeerde sub 1] gekomen. [geÔntimeerde sub 1] heeft deze opstallen sedertdien als woning in gebruik. Hij heeft alle aan het perceel en de opstallen verbonden lasten alleen gedragen.

    4.1.4. Op [datum] 1991 is vader overleden. Hij had bij testament van [datum] 1976 - voorzover thans nog van belang - als volgt over zijn nalatenschap beschikt:

    1. Ik legateer aan mijn echtgenote alle tot onze...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT