Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 28 de Septiembre de 2006

Datum uitspraak28 de Septiembre de 2006
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

05/1232 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 27 januari 2005, 04/408 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister)

Datum uitspraak: 28 september 2006

  1. PROCESVERLOOP

    Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

    De minister heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met andere gedingen tussen appellante en de minister, plaatsgevonden op 17 augustus 2006. Appellante is in persoon verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.J. de Lange-Bekker, advocaat in dienst van het ministerie van Verkeer en Waterstaat alsmede door E. Compeer en L.A.C.M. van Dooren, werkzaam bij voornoemd ministerie. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst; thans wordt afzonderlijk uitspraak gedaan in het geding

    05/1232 AW.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.

      1.1. Op 26 oktober 2000 heeft appellante, met het oog op het verkrijgen van duidelijkheid over haar verantwoordelijkheden en op de waardering van haar functie, verzocht om een geactualiseerde taak- en functiebeschrijving van haar functie van medewerkster administratie, welk verzoek is afgewezen bij besluit van 21 maart 2001. Het daartegen gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard bij besluit van 2 augustus 2004.

    2. De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep, voor zover thans van belang, ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank - kort weergegeven - overwogen dat appellante wellicht meer werkzaamheden heeft verricht dan waartoe zij op grond van haar functiebeschrijving gehouden was, maar dat die werkzaamheden haar niet waren opgedragen en dat zij voor deze werkzaamheden niet verantwoordelijk was.

    3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep naar voren hebben gebracht overweegt de Raad het volgende.

      3.1. De Raad stelt voorop dat de functie van medewerkster administratie een organieke functie betreft. Anders dan bij zogenoemde mens-functiebeschrijvingen gaat het hierbij niet om de beschrijving van de feitelijk uitgevoerde of feitelijk opgedragen werkzaam-heden, maar om de door de minister aan de betrokken functionaris opgedragen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT