Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 24 de Junio de 2003

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak24 de Junio de 2003
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

typ. AW

rolnr. C0100936/MA

ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,

derde kamer, van 24 juni 2003,

gewezen in de zaak van:

[APPELLANTE],

h.o.d.n. [bedrijf appellante],

wonende en zaakdoende te [plaats],

appellante,

procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,

tegen:

[GEœNTIMEERDE],

h.o.d.n. [bedrijf geÔntimeerde],

wonende te [woonplaats] en kantoorhoudende te [plaats], [gemeente],

geÔntimeerde,

procureur: mr. C.E.M. Renckens,

op het bij exploot van dagvaarding d.d. 9 augustus 2001 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank te Maastricht tussen appellante - [appellante] - als gedaagde en geÔntimeerde - [geÔntimeerde] - als eiser op 17 mei 2001 gewezen vonnis onder nummer 48210/1999.

  1. Het geding in eerste aanleg

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis, aan partijen genoegzaam bekend.

  2. Het geding in hoger beroep

    2.1. Bij memorie van grieven (met 6 producties) heeft [appellante] drie grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het het hof behage het vonnis waarvan beroep te vernietigen en alsnog bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [geÔntimeerde] in zijn vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, althans hem deze te ontzeggen, als ongegrond en/of onbewezen, met veroordeling van [geÔntimeerde] in de kosten van beide instanties.

    2.2. Bij memorie van antwoord (met 1 productie) heeft [geÔntimeerde] de grieven bestreden en geconcludeerd dat het het hof behage het vonnis waarvan beroep zonodig onder aan-vulling of verbetering van de gronden te bekrachtigen met veroordeling van [appellante] in de kosten van beide instan-ties.

    2.3. Partijen hebben daarna de stukken overgelegd en uit-spraak gevraagd.

  3. De gronden van het hoger beroep

    De grieven luiden:

    Grief 1

    De rechtbank te Maastricht heeft in haar vonnis van 17 mei 2001 ten onrechte geoordeeld dat de door [geÔntimeerde] overlegde leverings- en betalingsvoorwaarden tussen partijen van toepassing zijn. In dit kader overweegt de rechtbank ten onrechte dat zij het niet aannemelijk acht dat [appellante] niet bekend was met de door [geÔntimeerde] gehanteerde voorwaar-den. En dat [appellante] reeds in een veel eerder stadium bezwaar had dienen te maken, indien zij van oordeel was dat [geÔntimeerde] die voorwaarden ten onrechte op de tussen hen bestaande relatie van toepassing achtte en [appellante] zich daar thans niet meer op kan beroepen.

    Grief 2

    Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen:

    Nu de rechtbank van oordeel is dat de door [geÔntimeerde] over-gelegde leverings- en betalingsvoorwaarden tussen partijen van toepassing zijn, dient vervolgens te worden beoordeeld of [appellante] binnen de ingevolge artikel K geldende termijn heeft gereclameerd over de hoogte van de haar toegezonden facturen.

    Grief 3

    Ten onrechte heeft de rechtbank in haar vonnis van 17 mei 2001 overwogen:

    "[appellante] heeft echter nagelaten om deze stelling (dat de hoogte van de door [geÔntimeerde] aan haar verstuurde facturen zeer lang en hevig onderwerp van discussie is geweest) nader te onderbouwen met bijvoorbeeld data, brieven of iets dergelijks, waaruit kan blijken dat [appellante] inder-daad binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd tegen de van [geÔntimeerde] ontvangen facturen. Nu niet kan worden vastgesteld dat door of namens [appellante] eerder dan bij brief van de raadsman van 21 januari 1999 is gereclameerd tegen de in het geding zijnde facturen, dient te worden geconcludeerd dat op dat moment de daarvoor geldende termijn reeds ten aanzien van alle facturen, met uitzondering van de factuur van 23 december 1998, was verstreken en de door [geÔntimeerde] middels die facturen in rekening gebrachte bedragen door [appellante] verschuldigd zijn geworden".

  4. De beoordeling

    4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

    4.1.1. [geÔntimeerde] heeft vanaf 1983 in opdracht van [appellante] accountantswerkzaamheden verricht voor de eenmanszaak van [appellante]. Voor vergoeding van verrichte werkzaamheden heeft [geÔntimeerde] onder meer de volgende facturen aan [appellante] verzonden:

    factuur d.d. 27-11-1997 ten bedrage van fl. 6.748,91

    factuur d.d. 25-02-1998 ten bedrage van fl. 6.706,31

    factuur d.d. 13-05-1998 ten bedrage van fl. 11.287,34

    factuur d.d. 26-08-1998 ten bedrage van fl. 8.091,34

    factuur d.d. 10-11-1998 ten bedrage van fl. 8.415,94

    factuur d.d. 23-12-1998 ten bedrage van fl. 80,07 (overgelegd als productie 1 bij CvA, m.u.v. de factuur d.d. 23-12-1998).

    Het totaal van de factuurbedragen is fl. 41.329,91.

    4.1.2. [geÔntimeerde] stelt zich op het standpunt dat [appellante] ondanks herhaalde aanmaningen en ingebrekestelling nalatig is gebleven met betaling van deze facturen.

    4.1.3. Bij brief van 18 januari 1999 (prod. 2 CvA) heeft [geÔntimeerde] [appellante] onder meer bericht:

    "Met referte aan ons telefonisch onderhoud van heden in-zake de onbetaalde rekeningen aan ons kantoor, met een totaal saldo van fl. 36.300,--, bevestig ik U hierbij dat wij als volgt zijn overeengekomen.

    Gezien Uw moeilijke liquiditeitspositie van het moment bent U niet in staat om Uw schuld op korte termijn geheel in te lossen en ook niet om een forse...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT