Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Almelo, 13 de Septiembre de 2006

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Septiembre de 2006
Uitgevende instantie:Rechtbank Almelo

VONNIS

RECHTBANK ALMELO

zaaknummer: 56002 ha za 108 van 2003

datum vonnis: 13 september 2006 (jsdj)

Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:

R. J. L,

wonende te B.,

eiser,

hierna te noemen: L.,

procureur: mr. T.J. van Drooge,

advocaat: mr. J.M. van der Wulp te Middelharnis,

voordien: mr. E.J. Glansbeek te Middelharnis,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

WATERSCHAP,

met zetel te A.,

gedaagde,

hierna te noemen: het waterschap,

procureur: mr. E.M.M. van de Loo,

voordien: mr. H.A.A. Kienhuis,

advocaat: mr. J.M.W. Werker te Arnhem,

voordien: mr. I. Luiken te Arnhem.

Gehoord partijen.

Gezien de stukken, waaronder het door de rechtbank in deze zaak op 8 juni 2005 uitgesproken tussenvonnis.

OVERWEEGT OVER

Het procesverloop:

De rechtbank neemt hier over hetgeen dienaangaande in voormeld tussenvonnis is overwogen.

Op 8 februari 2006 heeft de rechtbank het rapport inzake het deskundigenonderzoek ontvangen.

zaaknummer: 56002 ha za 108 van 2003

L. heeft geconcludeerd na deskundigenbericht en vervolgens heeft het waterschap in antwoord geconcludeerd na deskundigenbericht.

Het vonnis is bepaald op heden.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing.

  1. De rechtbank neemt hier over hetgeen dienaangaande in voormeld tussenvonnis is overwogen en beslist.

  2. Op 8 februari 2006 is ter griffie van deze rechtbank ontvangen het rapport van de door de rechtbank in haar tussenvonnis van 8 juni 2005 benoemde deskundigen. Op bladzijde 2 van het rapport hebben de deskundigen aangegeven dat het conceptrapport naar de raadslieden van beide partijen is gezonden en dat van de zijde van de beide raadslieden op het concept rapport is gereageerd. De deskundigen hebben aangegeven dat met de reacties van de beide raadslieden rekening is gehouden bij de verwerking en vaststelling van de definitieve tekst van hun deskundigenbericht.

  3. In punt 3 geven de deskundigen (kort) de onderzoeksmethodiek weer. Vervolgens geeft de bodemdeskundige in punt 4 antwoord op de specifiek voor hem bedoelde vragen.

    Kort gezegd komen de antwoorden op het volgende neer. De bodem van het perceel bestaat grotendeels uit beekeerdgronden met tot circa 40 cm kleihoudende sterk en zeer sterk lemig zand met een organische stofgehalte van 3-5%. Vanaf 30-60 centimeter onder het maaiveld gaat de humeuze bovengrond over in leemarm en zwak lemig matig fijn en matig grof zand. Er komen op wisselende diepten dunne leemlagen voor. Met een begindiepte variÎrend van 80 centimeter tot 160 centimeter onder het maaiveld komt een tertiaire kleilaag voor.

    De lutumhoudende, sterk en zeer sterk lemige humeuze bovengrond is van nature slecht doorlatend. De aanwezigheid van een ploegzool met een geringe doorlatendheid onder de humeuze bovengrond veroorzaken tijdelijk stagnatie van water. De laag tussen 40 centimeter en 110 centimeter onder het maaiveld is goed doorlatend.

    De drainage is aangelegd in januari 1989. De gronden in het onderzochte perceel komen vrijwel overeen met die op de Bodemkaart uit 1992. Locale verschillen op perceelsniveau zijn toe te schrijven aan de maatregelen die zijn genomen kort voor de teelt van coniferen. Uit verkregen informatie is op te maken dat voorafgaande aan de teelt het perceel is rondgelegd, diepe grondbewerking is toegepast en veel turf is opgebracht.

    Het waterschap heeft de droogleggingsnorm verhoogd van 110 centimeter naar 80 centimeter onder het maaiveld. De wijziging in de waterhuishouding is van invloed op het gedrag van de grond. Perioden met langdurige neerslag hebben negatieve gevolgen voor de luchthuishouding van de bovengrond. De poriÎn worden geheel met water gevuld en de gronden slempen dicht. Dit wordt versterkt door de aanwezigheid van een verdichte ploegzool, hoge grondwaterstanden of bij slecht of niet functioneren van de drainage.

    Het gedrag van de grond moet bekend zijn geweest bij de eigenaar van het perceel. Er waren vÛÛr 1998 maatregelen genomen die worden toegepast bij slecht doorlatende bovengrond om bijvoorbeeld plasvorming tegen te gaan. Door de slechte doorlatendheid van de bovengrond zal bij niet of onvoldoende functioneren van de drainage tijdens een langere periode mat neerslag en hoge slootwaterstanden water tot in het maaiveld stagneren.

    zaaknummer: 56002 ha za 108 van 2003

    Wijzigingen in de waterhuishouding van het perceel door wijziging van de waterhuishouding door het waterschap zijn voor het laagste deel van het perceel van grotere invloed geweest dan voor de hoger gelegen delen.

    De hydrologische situatie van het perceel na de aanleg van de drainage in 1989 wijzigt zich en heeft tot gevolg dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand bij goed functioneren van de drains niet meer of nauwelijks binnen 40 centimeter onder het maaiveld komt. De hydrologische situatie komt derhalve overeen met grondwatertrap IV. Tot aan de genoemde maatregelen van medio 1998 heeft deze situatie bestaan.

    Ervan uitgaande dat de drainage door te hoge slootwaterstanden niet of onvoldoende heeft kunnen functioneren zijn de negatieve gevolgen het grootst in de gebieden 1 en 2. Wijziging van de waterhuishouding van het perceel op...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT