Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 31 de Octubre de 2006

Datum uitspraak31 de Octubre de 2006
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

05/6911 WWB

05/6912 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellante], appellante, en [appellant], appellant, beiden wonende te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 oktober 2005, 05/2365 en 05/2372 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellanten

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn (hierna: College)

Datum uitspraak: 31 oktober 2006

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellanten heeft mr. Th.T.M. van Hemert, advocaat te Leiden, hoger beroep ingesteld.

    Het College heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2006. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door mr. Van Hemert. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.C. Los, werkzaam bij de gemeente Alphen aan den Rijn.

    II OVERWEGINGEN

    Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende..

    Appellante ontving vanaf 6 april 2001 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB), naar de norm voor een alleenstaande ouder. Bij besluit van 2 juli 2004 heeft het College de bijstand met ingang van 1 april 2004 beindigd (lees: ingetrokken), de bijstand (ook) over de periode van 6 april 2001 tot en met 31 maart 2004 ingetrokken, en de over die periode gemaakte kosten van bijstand van appellante teruggevorderd. Bij besluit van gelijke datum heeft het College deze kosten mede van appellant teruggevorderd. Aan deze besluiten ligt de vaststelling ten grondslag dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden.

    Op 12 augustus 2004 hebben appellanten zich gemeld bij het Centrum voor werk en inkomen (CWI) om gezinsbijstand aan te vragen. Daarbij hebben zij verzocht om toekenning met terugwerkende kracht over de periode van 14 februari 2001 tot 6 mei 2004. Bij besluit van 13 oktober 2004 heeft het College deze aanvraag afgewezen op de grond dat niet is gebleken van omstandigheden die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigen.

    Bij besluit van 28 februari 2005 heeft het College de tegen de besluiten van 2 juli 2004 en van 13 oktober 2004 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

    Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met bepalingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, het beroep van appellanten tegen het besluit van 28 februari 2005 gegrond verklaard...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT