Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, Rotterdam, 2 de Noviembre de 2006

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 2 de Noviembre de 2006
Uitgevende instantie:Rotterdam

Rechtbank 's-Gravenhage

sector bestuursrecht

vreemdelingenkamer, enkelvoudig

nevenzittingsplaats Rotterdam

__________________________________________________

UITSPRAAK

__________________________________________________

Reg.nr. : AWB 05/32574 en AWB 06/14685

V-nummer 120.801.7353

Inzake : [eiseres], eiseres,

gemachtigde mr. E.J.M. Habets, advocaat te Schiedam,

tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, voorheen de Staatssecretaris van Justitie,

gemachtigde mr. C.M. de Koning.

  1. PROCESVERLOOP

    1. Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1980, bezit de Turkse nationaliteit. Zij is, nadat aan haar een machtiging tot voorlopig verblijf is verstrekt, op 15 december 1998 Nederland binnengekomen. Sinds die datum verblijft zij als vreemdeling in de zin van de vreemdelingenwetgeving in Nederland. Op 18 december 1998 is eiseres in het bezit gesteld van een vergunning tot verblijf onder de beperking 'gezinsvorming met echtgenoot [echtgenoot]', met een geldigheidsduur tot 18 december 1999, laatstelijk verlengd tot 6 juli 2001. Op 26 september 2000 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot het wijzigen van de aan haar verleende vergunning tot verblijf in de beperking 'Turks voortgezet verblijf'. Op 26 september 2000 is eiseres in het bezit gesteld van de gevraagde vergunning, met een geldigheidsduur tot 6 juli 2001.

    2. Op 5 februari 2001 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot het wijzigen van de aan haar verleende vergunning in de beperking 'humanitaire redenen'. Bij brief van 29 november 2001 is eiseres in de gelegenheid gesteld om een nieuwe beperking zoals neergelegd in artikel 3.4 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000) aan te geven, nu 'humanitaire redenen' geen verblijfsdoel als vorenbedoeld is. Bij schrijven van 5 december 2001 heeft eiseres aangegeven dat zij in aanmerking wenst te komen voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'voortgezet verblijf'. Bij besluit van 5 februari 2002 is deze aanvraag afgewezen. Bij brief van 1 maart 2002, aangevuld bij brieven van 2 mei 2002, 27 februari 2003 en 25 april 2003 heeft eiseres hiertegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 16 juli 2003 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres op 6 augustus 2003 beroep ingesteld. Op diezelfde dag heeft eiseres de rechtbank eveneens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 1 maart 2004 heeft verweerder het besluit van 16 juli 2003 ingetrokken. Bij brief van 3 maart 2004 heeft eiseres het door haar ingestelde beroep en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken. Op 15 april 2004 is eiseres gehoord door een ambtelijke commissie. Bij besluit van 14 september 2004 heeft verweerder het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en heeft hij tevens de aan eiseres verleende verblijfsvergunning met ingang van de datum van eerste verlening, te weten 18 december 1998, ingetrokken. Tegen dit besluit, voor zover daarbij het bezwaar ongegrond is verklaard, heeft eiseres op 7 oktober 2004 beroep ingesteld. Op diezelfde dag heeft eiseres tegen het voornoemde besluit, voor zover daarbij haar verblijfsvergunning met ingang van 18 december 1998 is ingetrokken, bezwaar gemaakt. Op 19 mei 2005 is eiseres opnieuw gehoord door een ambtelijke commissie. Op 30 mei 2005 heeft verweerder de beschikking van 14 september 2004 ingetrokken. Bij besluit van 27 juni 2005 heeft verweerder het door eiseres ingestelde bezwaar tegen het besluit van 5 februari 2002 opnieuw ongegrond verklaard.

    3. Op 18 juli 2005 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Eiseres heeft de gronden van haar beroep op 22 augustus 2005 ingediend.

    4. Bij afzonderlijk besluit van 27 juni 2005 heeft verweerder de aan eiseres verleende vergunning ingetrokken. Tegen dit besluit heeft eiseres op 18 juli 2005 bezwaar gemaakt. Op 22 maart 2006 heeft eiseres tegen het niet-tijdig beslissen op het bezwaar beroep ingesteld. Bij besluit van 24 mei 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Bij brief van 26 juni 2006 heeft eiseres de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 15 september 2006 een verweerschrift ingediend.

    5. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2006. Ter zitting is verschenen eiseres in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) heeft een ieder recht op respect voor zijn familie- of gezinsleven. Ingevolge het tweede lid van dit artikel is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

    1.2. Ingevolge artikel 14, tweede lid van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) wordt een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend onder een beperking verband houdende met het doel waarvoor het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT