Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 8 de Diciembre de 2006

Datum uitspraak 8 de Diciembre de 2006
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

8 december 2006

Eerste Kamer

Nr. C05/245HR

RM/AT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

BREDA INDUSTRIES B.V.,

gevestigd te Breda,

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. E. Grabandt,

t e g e n

N.V. INTERPOLIS ONROEREND GOED,

gevestigd te Tilburg,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: aanvankelijk mr. G.C. Makkink,

thans mr. D.M. de Knijff.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    Verweerster in cassatie - verder te noemen: Interpolis - heeft bij exploot van 19 april 2002 eiseres tot cassatie - verder te noemen: Industries - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en, kort gezegd, gevorderd:

    1. voor recht te verklaren dat Industries zich garant heeft gesteld voor alle verplichtingen van Breda Packaging B.V. (hierna: Packaging) onder de huurovereenkomst d.d. 17 februari 1998 en deswege aansprakelijk is voor de verplichtingen die voor Packaging voortvloeien uit het vonnis van 3 april 2002 van de rechtbank Breda, sector kanton, tussen Interpolis en Packaging;

    2. Industries te veroordelen om aan Interpolis te betalen al hetgeen Packaging aan Interpolis verschuldigd is op grond van bedoeld vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data van opeisbaarheid van de vorderingen als bedoeld onder 2 en 3 van het dictum van voornoemd vonnis;

    3. Industries te veroordelen aan Interpolis te betalen de kosten van de door Interpolis ten laste van Packaging gelegde conservatoire beslagen, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten.

    Industries heeft de vordering bestreden en harerzijds een voorwaardelijke reconventionele vordering ingediend. De vordering in reconventie speelt in cassatie geen rol.

    De rechtbank heeft bij vonnis van 12 maart 2003 de vorderingen in conventie toegewezen.

    Tegen dit vonnis heeft Industries hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

    Bij tussenarrest van 27 juli 2004 heeft het hof Industries tot bewijslevering toegelaten. Na getuigenverhoor en verder processueel debat, heeft het hof bij eindarrest van 26 april 2005 het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

    Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen zowel het tussen- als het eindarrest van het hof heeft Industries beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    Interpolis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.

  3. Beoordeling van het middel

    De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verwerpt het beroep;

    veroordeelt Industries in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Interpolis begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, E.J. Numann, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 december 2006.

    C05/245HR

    Mr. Timmerman

    Zitting d.d. 6 oktober 2006

    conclusie inzake:

    De besloten vennootschap BREDA INDUSTRIES B.V.,

    eiseres tot cassatie

    tegen

    De naamloze vennootschap N.V. INTERPOLIS ONROEREND GOED,

    verweerster in cassatie

  5. Feiten en procesverloop(1)

    1.1 Breda Industries BV- eerder geheten Aegis Newco - (verder te noemen Industries) heeft een 100% dochter, Breda Packaging B.V. (verder te noemen Packaging). Van beide vennootschappen is [betrokkene 1] zelfstandig bevoegd bestuurder.

    1.2 Bij brief van 4 november 1997 (productie 3 bij de dagvaarding) heeft [betrokkene 2] namens NV Interpolis Onroerend Goed (verder te noemen Interpolis) aan [betrokkene 1] medegedeeld:

    "In aansluiting op onze bespreking d.d. 23 oktober j.l. bevestigen wij hierbij onze interesse om te komen tot verwerving van de door u in voorbereiding genomen nieuwe huisvesting van Breda Packaging op het bedrijventerrein Hoogeind te Breda.

    Hierbij hanteren wij de navolgende uitgangspunten:

    (...)

    - Huurcontract: standaard ROZ -bedrijfsrmt. & holdinggarantie;

    huurtermijn 10 jaar; aanname voorschot servicekst. ca. f 4, - /m2;

    bankgarantie over 3 maanden huur incl. servicekosten en BTW."

    Bovenaan de pagina's staat een printregel afgedrukt waaruit blijkt dat deze brief via de fax van Aegis aan Interpolis is teruggezonden met een handtekening van [betrokkene 1]. Boven zijn handtekening staat "akkoord", onder de handtekening staat "[betrokkene 1] Breda Packaging". Bijgevoegd was ook een voorblad op het briefpapier van Aegis Holding.

    1.3 Op 17 februari 1998 is tussen Interpolis en Packaging een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een perceel met de daarop in aanbouw zijnde bedrijfsruimte te Breda (productie 2 bij de dagvaarding). In de aanhef van de koopovereenkomst wordt na de omschrijving van de partijen bij de overeenkomst vermeld:

    "Onder garantstelling voor alle bepalingen in deze koopovereenkomst door: Aegis Newco B.V., gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudend De Amert 310 te Veghel, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door [betrokkene 1]."

    De overeenkomst is voor Interpolis getekend door mr. Drge en voor Packaging door [betrokkene 1]. Aan de voet van de overeenkomst staat vermeld dat bij de overeenkomst tien bijlagen behoren waaronder als bijlage 8 "Concerngarantie Aegis Newco B.V."

    1.4 Op dezelfde dag is een huurovereenkomst gesloten voor de in de koopovereenkomst bedoelde bedrijfsruimte, eveneens tussen Interpolis en Packaging. In de schriftelijke, deels voorgedrukte, huurovereenkomst (productie 1 bij de dagvaarding) staat achter de vermelding van Packaging als partij (vertegenwoordigd door [betrokkene 1]) in handschrift

    "Onder garantstelling voor alle bepalingen in deze huurovereenkomst: Aegis Newco B.V. te Amsterdam (...) [betrokkene 1]".

    De bladzijden van de huurovereenkomst zijn geparafeerd door [betrokkene 1] nadat de handgeschreven tekst daarop was toegevoegd. [Betrokkene 1] heeft ook voor de huurder getekend. Boven de handtekening van [betrokkene 1] staat "Breda Packaging" vermeld.

    1.5 Op briefpapier van Packaging heeft [betrokkene 1] een verklaring (productie 2 bij de dagvaarding) getekend, luidende:

    "Hierbij verklaart ondergetekende, [betrokkene 1] namens Aegis Newco B.V. zich garant te stellen voor alle bepalingen in de overeenkomst, gesloten op 17 februari 1998, tussen Breda Packaging B.V. en N.V. Interpolis inzake het bouwproject Minervum 1508 te Breda.

    Gesloten op 17 februari 1998."

    De boven de handtekening van [betrokkene 1] getypte aanduiding "Breda Packaging B.V." is doorgestreept en vervangen door de woorden "Aegis Newco B.V." in handschrift, kennelijk geparafeerd door [betrokkene 1]. De brief is gedateerd 17 februari 1998. Op de brief is tevens vermeld "Bijlage 8".

    1.6 Op briefpapier van Aegis Newco heeft [betrokkene 1] namens Aegis Newco een verklaring (productie 1 bij de dagvaarding) getekend, luidende:

    Hierbij verklaart ondergetekende, [betrokkene 1] dat Aegis Newco B.V. zich ten behoeve van Breda Packaging B.V. garant stelt voor alle bepalingen in de overeenkomst...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT