Hoger beroep van Council of State (Netherlands), 28 de Noviembre de 2006

Datum uitspraak28 de Noviembre de 2006
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200605236/1.

Datum uitspraak: 28 november 2006

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[vreemdeling], mede ten behoeve van haar minderjarig kind,

appellante,

tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/2078 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van 6 juli 2006 in het geding tussen:

appellante

en

de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

  1. Procesverloop

    Bij besluit van 14 december 2005 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

    Bij uitspraak van 6 juli 2006, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Leeuwarden, (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

    Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 17 juli 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

    Bij brief van 3 augustus 2006 heeft de minister een reactie ingediend.

    Vervolgens is het onderzoek gesloten.

  2. Overwegingen

    2.1. Appellante klaagt dat de rechtbank door te overwegen dat appellante enkel van derden heeft vernomen dat haar vader haar met uithuwelijking en de dood zou bedreigen, waardoor deze informatie niet kan worden beschouwd als afkomstig uit objectieve bron, aan het oordeel een onbegrijpelijke motivering ten grondslag heeft gelegd omdat zij noch in de besluitvormingsfase, noch in de beroepsfase een zodanige dreiging door haar vader heeft gesteld.

    2.2. De grief slaagt. De rechtbank is door haar oordeel te baseren op niet aangevoerde gronden buiten de grenzen van het geschil getreden hetgeen in strijd met artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is.

    2.3. Het hoger beroep is reeds hierom kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Raad van State naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

    2.4. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent vergoeding van deze kosten te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT