Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 9 de Enero de 2007

Datum uitspraak 9 de Enero de 2007
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

9 januari 2007

Strafkamer

nr. 03502/05 E

IV/AM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 29 april 2005, nummer 22/003094-04, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Kamer in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 24 december 2002, voor zover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de verdachte ter zake van 1. "het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven" en 2. en 3. telkens opleverende "medeplegen van medeplichtigheid aan opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd" en "medeplegen van medeplichtigheid aan opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd" veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met teruggave van de schriftelijke bescheiden en documenten zoals in het arrest omschreven.

  2. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

  3. Beoordeling van de middelen

    3.1. De middelen klagen dat het Hof niet of onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat het niet noodzakelijk is een prejudiciÎle vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te stellen aangaande de toetsing van de vuurwerkregeling aan art. 30 EG-Verdrag en de toepasselijkheid van het arrest van genoemd Hof in de zaak Keck (HvJEG C-267/91). De middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

    3.2. Het Hof heeft onder "Verzoek zijdens de verdediging" het volgende overwogen:

    "Namens de verdachte is het hof ter terechtzitting in hoger beroep op 21 januari 2005 en 15 april 2005 verzocht om over te gaan tot het stellen van prejudiciÎle vragen aan het Europese Hof van Justitie, met betrekking tot de strijdigheid van de

    Nederlandse vuurwerkregelgeving met artikel 28 van het EG-verdrag en de vraag of de beslissing van het Europese Hof inzake Keck van toepassing is in de onderhavige zaak.

    Het hof stelt voorop dat het voorschrift van de Nederlandse vuurwerkregeling dat in de onderhavige zaak in het geding is, zakelijk weergegeven inhoudt dat het verboden is vuurwerk voorhanden te hebben dat niet aan de wettelijke eisen inzake de samenstelling en de etikettering voldoet (artikel 3 van het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen).

    Dit voorschrift is een nationale maatregel die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren. Blijkens de considerans strekt het genoemde besluit ertoe met betrekking tot de veiligheid van en het handelen met vuurwerk door de particuliere gebruiker regelen te stellen ter voorkoming van lichamelijk letsel; daarmee is het gericht op de bescherming van de gezondheid en het leven van personen in de zin van artikel 30 van het EG-verdrag. Dit voorschrift, dat zonder onderscheid geldt voor vuurwerk, afkomstig van binnenlandse en buitenlandse producenten en verkopers, kan naar zijn inhoud, in samenhang met de andere voorschriften terzake, dienen tot het bereiken van het beoogde resultaat. Niet aannemelijk is geworden dat een minder ver strekkend stelsel van voorschriften voldoende zou bijdragen aan het beoogde doel. Met name zou een uitzondering voor vuurwerk dat gekocht is in het buitenland, dat resultaat ernstig in gevaar brengen, gelet op de open grenzen van Nederland. Dit geldt zeker indien, zoals de verdachte aanvoert, in BelgiÎ strengere eisen zouden gelden ter zake van de verkoop van vuurwerk aan personen die dat vuurwerk in BelgiÎ onder zich hebben dan ter zake van de verkoop aan personen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT