Eerste aanleg - enkelvoudig van Council of State (Netherlands), 21 de Febrero de 2007

Datum uitspraak21 de Febrero de 2007
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200605159/1.

Datum uitspraak: 21 februari 2007

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Utrecht,

verweerder.

  1. Procesverloop

    Bij besluit van 13 oktober 2005 heeft de gemeenteraad van Utrecht, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 september 2005, het bestemmingsplan "Oog in Al" vastgesteld.

    Verweerder heeft bij zijn besluit van 23 mei 2006, nummer 2006REG001347i, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

    Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 10 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 13 juli 2006, beroep ingesteld.

    Bij brief van 21 september 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

    Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college van burgemeester en wethouders. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

    De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2006, waar appellant en verweerder, vertegenwoordigd door drs. ing. P.J.M. Verlaan, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. R.M. Meijer en drs. G.A. Korsuize, ambtenaren van de gemeente.

  2. Overwegingen

    Overgangsrecht

    2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vr de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.

    Toetsingskader

    2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

    Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

    De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.

    Standpunt van appellant

    2.3. Appellant stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan artikel 19, eerste lid, onder c, van de planvoorschriften op grond waarvan de gronden op de kaart aangewezen voor "Groenvoorziening, ecologisch kerngebied (Gk)"...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT