Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 20 de Febrero de 2007

Datum uitspraak20 de Febrero de 2007
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

20 februari 2007

Strafkamer

nr. 01365/06

ZK/AM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 18 januari 2006, nummer 22/004378-05, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond ("De Schie") te Rotterdam.

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 12 juli 2005 - de verdachte ter zake van "doodslag, meermalen gepleegd" veroordeeld tot twaalf jaren gevangenisstraf.

  2. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

  3. Beoordeling van het tweede middel

    3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de verdachte dat bezwaarlijk anders kon worden verstaan dan als een beroep op psychische overmacht.

    3.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij - kort gezegd - op of omstreeks 3 april 2004 zijn moeder, [slachtoffer 1], en zijn vader, [slachtoffer 2], opzettelijk van het leven heeft beroofd door hen opzettelijk meermalen tegen het hoofd en lichaam te slaan/stompen en schoppen/trappen, waardoor zij dusdanig ernstig letsel hebben opgelopen dat zij als gevolg daarvan op 20 april onderscheidenlijk 17 mei 2004 zijn overleden.

    3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de verdachte aldaar onder meer heeft aangevoerd:

    "Op zaterdag 3 april 2004 ben ik aan het einde van de middag naar het huis van mijn vader gegaan. Ik was daar die middag al eerder geweest. Mijn moeder was ook in het huis aanwezig. Ik kreeg onenigheid met mijn ouders. Ik kwam er die middag namelijk achter dat mijn moeder wilde dat ik tegenover haar kwam wonen. Er bestond al eerder wrijving over van alles, namelijk over de tekortkomingen van mijn moeder, over haar financiële toestand en over de kwestie dat ik geld zou hebben verduisterd. Die middag verwachtte ik op dit alles een reactie van mijn moeder.

    (...)

    Toen er die middag onenigheid ontstond heeft mijn moeder mij verzocht om het huis te verlaten. Ik vond echter dat dit geen oplossing was en heb dit daarom niet gedaan. Ik werd voor mijn gevoel eigenlijk gedwongen om te doen wat mijn moeder wilde, anders zou ze, zei ze, komen te overlijden. Ik werd op een gegeven moment woedend.

    Ik heb mijn vader tegen de grond geduwd, mijn moeder op de grond getrokken en ik heb ze geschopt en geslagen. Mijn vader sloeg ik met mijn gebalde vuisten in zijn gezicht. Op een gegeven moment ben ik hiermee gestopt. Ik besefte toen dat dit niet kon. Ik ben toen in de woonkamer gaan zitten en heb de alarmlijn 112 gebeld. Ik wist toen niet hoe mijn ouders er aan toe waren. Ik was in alle staten en ik wilde ze afmaken. Ik ben vervolgens naar buiten gevlucht. Ik heb dus mijn ouders fysiek geweld toegebracht vóórdat ik de alarmcentrale belde. (...) Het schoppen en slaan had wel een oorzaak.

    Ik heb drie keer de alarmlijn 112 gebeld. U vraagt mij of ik nadat ik voor het eerst de alarmlijn heb gebeld nog heb geschopt en geslagen. Ik antwoord hierop bevestigend. Dit heb ik ook eerder verklaard. Ik wist niet precies wat er had plaatsgevonden en ik was overstuur. Nadat ik de derde keer met de alarmlijn had gebeld ben ik niet meer naar mijn ouders teruggegaan. (...)

    Ik begrijp dat de indruk kan ontstaan dat ik me volledig bewust was van de situatie. Ik zeg u: ik was des duivels. Het ging als volgt: ik belde, ik heb zes minuten gewacht, ik heb weer gebeld, ik ben naar buiten gegaan en ik heb daar vervolgens weer gebeld.

    Ik ben volkomen door het lint gegaan. Ik heb ze weer geschopt."

    3.4. Het Hof heeft de hiervoor onder 3.3 bedoelde verklaring van verdachte kennelijk niet opgevat als een beroep op psychische overmacht. Dat is niet onbegrijpelijk mede in aanmerking genomen dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep werd bijgestaan door een raadsman die, naar blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en de daaraan gehechte pleitnotities, geen beroep heeft gedaan op psychische overmacht (vgl. HR 6 september 2005, NJ 2006, 85). In dit geval bestond evenmin een nadere motiveringsplicht op grond van art. 359, tweede lid, Sv. De inwerkingtreding van die bepaling heeft geen verandering gebracht in de motiveringseisen die reeds op grond van art. 358, derde lid, Sv in verbinding met artikel 359, tweede lid (oud), Sv bestonden ten aanzien van de in eerstgenoemd artikellid bedoelde verweren, zoals het beroep op een strafuitsluitingsgrond.

  4. Beoordeling van de overige middelen

    De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  5. Slotsom

    Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

  6. Beslissing

    De Hoge Raad verwerpt het beroep.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 20 februari 2007.

    Nr. 01365/06

    Mr. Machielse

    Zitting: 2 januari 2007

    Conclusie inzake:

    [verdachte]

  7. Verdachte is op 18 januari 2006 wegens doodslag, meermalen gepleegd veroordeeld tot twaalf jaren gevangenisstraf.

  8. De verdachte heeft cassatie ingesteld. Namens verdachte heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, een schriftuur houdende drie middelen van cassatie ingediend.

  9. Het eerste middel klaagt dat het hof een verweer dat betrekking heeft op de afwijzing van een verzoek om een tegenonderzoek en van een verzoek om een deskundige te benoemen, heeft verworpen op gronden die de verwerping niet kunnen dragen.

    4.1. De bestreden uitspraak houdt onder het kopje "Het beroep van de raadsman op artikel 6 EVRM" onder meer in:

    "Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman voorts verzocht een tegenonderzoek te gelasten naar de doodsoorzaak van het slachtoffer [slachtoffer 1]. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat "naar aanleiding van de bevindingen van de patholoog Kubat in het licht van het wetenschappelijk discours twijfels omtrent de causaliteit (rijzen)". Hij stelt daartoe dat onvoldoende rekening is gehouden met de mogelijkheid van reeds aanwezig letsel als doodsoorzaak, daarbij naar voren brengend dat specifieke axonale schade niet zou kunnen worden vastgesteld en de beoordeling door de patholoog-anatoom mitsdien kwestieus is. Daarmee rijst ook de vraag naar de toerekenbaarheid aan het handelen van de verdachte van de dood van zijn moeder die op leeftijd en dementerend was en bovendien met infarcten was geconfronteerd. De verdediging verzoekt derhalve de benoeming van een bij voorkeur Schotse deskundige (één van de auteurs van een publicatie ter zake), primair ter beantwoording van de vraag of het overlijden van het slachtoffer een andere oorzaak dan het door de verdachte op haar uitgeoefende geweld kan hebben. Subsidiair stelt de raadsman dat gedacht zou kunnen worden aan een "close reading" onderzoek door bedoelde Schotse onderzoeker.

    Dienaangaande overweegt het hof het navolgende. Zoals gebruikelijk is op het lichaam van het slachtoffer sectie verricht, in dit geval door dr. B. Kubat, arts en patholoog, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Den Haag. Deze deskundige heeft een uitgebreid verslag van de sectie opgesteld, waarbij als bijlage een gedetailleerd verslag is gevoegd van het neuropathologisch (macroscopisch en microscopisch) onderzoek van de hersenen van het slachtoffer, waarbij overigens oude lacunaire infarcten werden aangetroffen. Dat Dr Kubat specifieke deskundigheid op dit terrein heeft, hetgeen door de verdediging overigens ook niet wordt betwist, leidt het hof af uit de omstandigheid dat deze deskundige (in Duitsland) een specifieke opleiding als neuro-patholoog volgde en binnen het NFI op het gebied van de hersenen als dé deskundige geldt. Deze deskundige is na het uitbrengen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT