Eerste aanleg - enkelvoudig van Council of State (Netherlands), 7 de Marzo de 2007

Datum uitspraak 7 de Marzo de 2007
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200602692/1.

Datum uitspraak: 7 maart 2007

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats]

en

het college van gedeputeerde staten van Drenthe,

verweerder.

  1. Procesverloop

    Verweerder heeft bij besluit van 7 februari 2006, kenmerk 5.7/2002011242, een vergunning onder voorschriften ingevolge de Ontgrondingenwet verleend aan [vergunninghoudster] voor het ontgronden van het terrein in de [gemeente], kadastraal bekend [..], plaatselijk bekend ten westen van de Traandijk te Echten.

    Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 10 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.

    Bij brief van 8 juni 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

    Voor afloop van het vooronderzoek is een schriftelijke uiteenzetting omtrent het beroep ontvangen van [vergunninghoudster], die als partij tot het geding is toegelaten. Dit stuk is aan de andere partijen toegezonden.

    De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2007, waar verweerder, vertegenwoordigd door C. Schaafsma en ing. S.J. Witvoet, ambtenaren van de provincie, is verschenen. Voorts is als partij gehoord [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [gemachtigden]. Het college van burgemeester en wethouders is, met bericht, niet ter zitting verschenen. Appellant is eveneens niet ter zitting verschenen.

  2. Overwegingen

    Overgangsrecht

    2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vÛÛr de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.

    Het standpunt van appellant

    2.2. Appellant stelt dat verweerder ten onrechte voorbij is gegaan aan de omstandigheid dat de zandwinlocatie uitbreiding van zijn bedrijf in zowel oostelijke als westelijke richting onmogelijk maakt. Voorts vreest appellant dat zijn bedrijf op den duur plaats zal moeten maken voor uitbreiding van de zandwinlocatie, gelet op het streven om voor geheel Drenthe ÈÈn nieuwe beton- en metselzandwinningplaats te realiseren.

    Appellant stelt dat nu verweerder kennelijk twijfelt over de invloed van de zandwinning op de agrarische bedrijfsvoering in het bijzonder met het oog op toekomstige uitbreiding van de zandwinning, het op zijn weg had gelegen nader onderzoek te doen.

    Voorts betoogt appellant dat de in de vergunning opgenomen voorschriften ter voorkoming van vernattingsverschijnselen niet toereikend zijn. Hij wijst er daarbij op dat de grond aan de noordzijde van de zandwinlocatie hoger is dan aan de zuidzijde zodat aan de westzijde van de zandwinlocatie een kwelsloot zou moeten worden gerealiseerd om overtollig water van de percelen af te voeren. Verder voert hij aan dat er meer veenlagen zijn dan waarvan in het onderzoek van Wiertsema en Partners Raadgevend Ingenieurs B.V. is uitgegaan, waardoor de invloed...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT