Cassatie van Rechtbank 's-Gravenhage, Roermond, 22 de Febrero de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak22 de Febrero de 2007
Uitgevende instantie:Roermond

RECHTBANK ¥S-GRAVENHAGE

ZITTINGHOUDENDE TE ROERMOND

Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

Vreemdelingenkamer

Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Proc.nr.: AWB 06/12207

Inzake: [eiser], eiser,

gemachtigde mr. C.L.J.M. Wilhelmus, advocaat te Sittard,

tegen: de Minister van Justitie, voorheen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, te 's Gravenhage, verweerder.

  1. PROCESVERLOOP

    Met ingang van 14 december 2006 is de Minister van Justitie in de plaats getreden van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie als het bevoegde bestuursorgaan inzake vreemdelingenzaken. In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

    Bij fax van 8 maart 2006 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 9 februari 2006. Bij dit besluit heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, als bedoeld in artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), ingetrokken.

    Bij schrijven van 7 april 2006 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend. Bij brief van 10 juli 2006 heeft eiser de rechtbank aanvullende stukken doen toekomen.

    Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. De ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eiser gezonden.

    De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 5 december 2006. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. S.H.M. Maas.

  2. OVERWEGINGEN

    Aan eiser, geboren op [geboortedatum] 1967 en naar eigen zeggen van Liberiaanse nationaliteit, is bij besluit van 25 oktober 1996 een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) verleend, met ingang van 20 september 1994, geldig tot 20 september 1995, onder gelijktijdige verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning tot 20 september 1997. Deze vvtv is na 20 september 1997 omgezet in een vergunning tot verblijf zonder beperkingen. Op grond van artikel 115, vierde lid, van de Vw 2000 is de vergunning tot verblijf zonder beperkingen per 1 april 2001 aangemerkt als een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, als bedoeld in artikel 33 van de Vw 2000. Verweerder heeft vervolgens op 12 augustus 2005 een voornemen uitgebracht waarin kenbaar is gemaakt dat verweerder voornemens is de verleende verblijfsvergunning in te trekken. Eiser heeft hierop bij schrijven van 2 november 2005 gereageerd. Op 16 november 2005 heeft een aanvullend gehoor plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit gehoor heeft verweerder op 12 januari 2006 een aanvullend voornemen uitgebracht. Eiser heeft bij schrijven van 26 januari 2006 een aanvullende zienswijze ingediend. Verweerder heeft vervolgens de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd bij besluit van 9 februari 2006 met terugwerkende kracht tot 20 september 1994, zijnde de datum van verlening van de vvtv, ingetrokken.

    Verweerder heeft de verblijfsvergunning ingetrokken met toepassing van artikel 35 juncto artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Aan het besluit van 9 februari 2006 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het eisers verantwoordelijk is om zijn identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken. Verweerder heeft twee taalanalyses laten verrichten. Uit de resultaten van die taalanalyses kan worden afgeleid dat eiser eenduidig niet te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Liberia, maar waarschijnlijk te herleiden is tot Ghana.

    Voorts heeft verweerder overwogen dat de Minister van Buitenlandse Zaken is verzocht onderzoek te verrichten in Liberia naar de juistheid van eisers verklaringen. Naar aanleiding van dat onderzoek is een individueel ambtsbericht uitgebracht. In het individueel ambtsbericht is opgenomen dat eiser ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd met betrekking tot onder andere zijn woonadres en werkadres.

    Verweerder heeft ter zitting nader toegelicht dat verweerder, gelet op de resultaten van de taalanalyses en het individuele ambtsbericht, het standpunt heeft ingenomen dat eiser niet in Liberia heeft verbleven, maar langdurig in een ander land heeft verbleven. Dit gegeven zou, indien dit bekend was geweest bij de oorspronkelijke aanvraag, tot afwijzing van de aanvraag hebben geleid.

    Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij de Liberiaanse nationaliteit bezit en Liberia zijn land van herkomst is. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser een geboortedocument overgelegd. Eiser heeft vanwege de hoge kosten geen contra-expertise laten verrichten om de conclusies van de door verweerder uitgevoerde taalanalyses te betwisten, maar heeft daarentegen wel kritische kanttekeningen gemaakt waaraan verweerder ten onrechte aan voorbij is gaan. In het individueel ambtsbericht van 22 juli 2005 wordt ten onrechte de conclusie getrokken dat de overgelegde documenten niet authentiek zijn. Eiser is er voorts vanuit gegaan dat de rechtbank de onderliggende stukken van het ambtsbericht zal opvragen. Tenslotte heeft verweerder de verblijfsvergunning niet met terugwerkende kracht kunnen intrekken tot 20 september 1994.

    De rechtbank...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT