Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 5 de Septiembre de 2006

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 5 de Septiembre de 2006
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

C0500446/HE

ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,

achtste kamer, van 5 september 2006,

gewezen in de zaak van:

[X.],

wonende te [woonplaats],

appellant bij exploot van dagvaarding van 21 maart 2005,

procureur: mr. R.J.H. van den Dungen,

tegen:

V.O.F. [Y.],

voorheen gevestigd te [vestigingsplaats], waarvan de

vereffenaar is [A.],

[A.], (voormalig)

vennoot van geÔntimeerde sub 1,

wonende te [woonplaats],

[B.], (voormalig) vennoot van geÔntimeerde sub 1,

overleden op 25 februari 2003, te weten:

[A.], voornoemd,

[C.],

wonende te [woonplaats],

[D.],

wonende te [woonplaats],

[E.],

wonende te [woonplaats],

geÔntimeerden bij gemeld exploot,

procureur: mr. J.E. Benner,

op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond gewezen vonnis van 12 januari 2005 tussen appellant - [X.] - als eiser en geÔntimeerden - [Y.] - als gedaagden.

Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 348834 rolnr. 1981/04)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

  1. Het geding in hoger beroep

    2.1. Bij memorie van grieven heeft [X.] zes grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot veroordeling van [Y.] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen aan [X.] van een bedrag groot € 30.578,- bruto terzake schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag ex artikel 7:681 BW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg tot aan die der algehele voldoening, te voldoen op een door appellant aan te geven wijze, met veroordeling van [Y.] in de kosten van het geding in beide instanties.

    2.2. Bij memorie van antwoord heeft [Y.] de grieven bestreden.

    2.3. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk nader bepleit, waarbij zij over en weer op elkanders pleitnota's schriftelijk hebben gereageerd.

    2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

  2. De gronden van het hoger beroep

    Het hof verwijst hiervoor naar de memorie van grieven.

  3. De beoordeling

    4.1.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

    4.1.2. [X.], geboren op [geboortejaar], is op 1 januari 1971 in loondienst getreden van de [Y.] als bakker, tegen een bruto maandsalaris dat laatstelijk € 2.247,07 exclusief vakantietoeslag bedroeg. De CAO Bakkersbedrijf was van toepassing op deze arbeidsovereenkomst.

    4.1.3. De vennoot [B.] is overleden op 25 februari 2003. Hij is de vader van de andere vennoot, geÔntimeerde sub 2, [A.].

    4.1.4. [A.] heeft getracht het bedrijf voort te zetten, doch dat bleek economisch niet meer rendabel vanwege de oplopende verliezen en sterke concurrentie van met name een van de andere bakkers, [Z.], in [vestigingsplaats].

    Hij heeft besloten het bedrijf van de v.o.f. te beÎindigen.

    4.1.5. In september 2003 heeft [Y.] een ontslag vergunning verzocht aan de Centrale Organisatie voor Werk en Inkomen (hierna: de CWI) voor het voltallige personeel vanwege de stopzetting van het bedrijf.

    4.1.6. Volgens de door Belastingadviesbureau [F.] opgemaakte winst en verliesrekening per eind september 2003 was de [Y.] over 2003 verliesgevend.

    [F.] schrijft op 28 oktober 2003 aan de raadsvrouwe van [Y.]:

    De bedrijfseconomische situatie bij [Y.] is alarmerend. De resultaten hebben een zeer negatief verloop. U kunt herleiden aan de hand van de afschrijvingen en de vergoeding voor het gebruik van gebouw/inventaris dat dit dermate...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT