Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 6 de Marzo de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 6 de Marzo de 2007
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

typ. JD

rolnr. C0500059/MA

ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,

sector civiel recht,

eerste kamer, van 6 maart 2007,

gewezen in de zaak van:

de stichting STICHTING PENSIOENFONDS ABP,

gevestigd te Heerlen,

appellante in principaal appel,

geÔntimeerde in incidenteel appel,

procureur: mr. J.M. Jonkergouw,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE VOORST,

zetelende te Voorst,

geÔntimeerde in principaal appel,

appellante in incidenteel appel,

procureur: mr. J.E. Benner,

op het bij exploot van dagvaarding d.d. 8 december 2004 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van de rechtbank te Maastricht onder rolnummer 78983/HAZA 02-1010 op 17 december 2003 en 8 september 2004 uitgesproken tussen appellante in principaal appel - nader te noemen de Stichting of Stichting ABP - als gedaagde en geÔntimeerde in principaal - nader te noemen de gemeente - als eiseres.

  1. De procedure in eerste aanleg

    Hiervoor verwijst het hof naar de beroepen vonnissen welke vonnissen zich bij de stukken bevinden.

  2. De procedure in hoger beroep in principaal en incidenteel appel

    Bij memorie van grieven heeft Stichting ABP onder overlegging van een productie vier grieven aangevoerd en geconcludeerd als in die memorie nader omschreven.

    Vervolgens heeft de gemeente bij memorie van antwoord tevens incidenteel appel onder overlegging van producties de grieven bestreden, in incidenteel appel ÈÈn grief aangevoerd en geconcludeerd als in die memorie nader omschreven.

    Stichting ABP heeft daarna een memorie van antwoord in incidenteel appel genomen.

    Vervolgens heeft de gemeente een akte genomen en de Stichting ABP een antwoordakte.

    Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

  3. De grieven in principaal en incidenteel appel

    Voor de grieven verwijst het hof naar de memories van grieven.

  4. De beoordeling van het hoger beroep in principaal en

    incidenteel appel

    4.1. De grieven richten zich niet tegen de door de rechtbank in rechtsoverweging 1 van het tussenvonnis vastgestelde feiten; het hof gaat van diezelfde feiten uit.

    4.2. Het gaat in dit geding om het volgende.

    (a) Met ingang van 1 januari 1996 is de Stichting ABP ingevolge de Wet privatisering ABP (verder: WPA) rechtsopvolger van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, hierna "het ABP" te noemen;

    (b) Op [datum 1] heeft de gemeente bij het ABP een pensioenkeuring aangevraagd voor haar ambtenaar [persoon 1] (hierna: [persoon 1])(productie 2 bij akte houdende overlegging producties (eerste aanleg) d.d. 7 november 2002).

    (c) Na keuringen als bedoeld in hoofdstuk P van de toen geldende Algemene burgerlijke pensioenwet (verder: Abp-wet) heeft het ABP bij beslissing van [datum 2] beslist dat [persoon 1] niet in die mate lijdende was aan ziekte of gebreken dat hij daardoor ongeschikt was voor het vervullen van zijn betrekking bij de gemeente Voorst (productie 3 bij akte houdende overlegging producties (eerste aanleg) d.d. 7 november 2002).

    (d) Het door de gemeente daartegen ingediende bezwaar is door het ABP bij beslissing van [datum 3] ongegrond verklaard (productie 5 bij akte houdende overlegging producties (eerste aanleg) d.d. 7 november 2002).

    (e) Tegen deze beslissing zijn [persoon 1] en de gemeente in beroep gegaan bij de rechtbank (sector bestuursrecht) te Den Haag. Deze heeft de beroepen bij uitspraak van 13 januari 1995 (productie 6 bij akte houdende overlegging producties (eerste aanleg) d.d. 7 november 2002) gegrond verklaard en daartoe onder meer overwogen:

    "Aangezien de rechtbank niet is gebleken dat in het onderhavige geval voldaan is aan het voorschrift van het vierde lid van artikel P3 van de Wet is zij van oordeel dat het besluit van [datum 2] in strijd met de wet is genomen. ()

    Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de beroepen reeds om die reden gegrond moeten worden verklaard en het bestreden besluit alsmede het daaraan ten grondslag liggende besluit van de Hoofddirectie moeten worden vernietigd".

    De rechtbank heeft bepaald dat het ABP een nieuw besluit neemt en heeft het ABP in de proceskosten ter hoogte van fl. 1.420,-- veroordeeld. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding ter zake van de verplichting van de gemeente tot doorbetaling van salarissen van [persoon 1] afgewezen omdat toekenning van een mogelijke schadevergoeding eerst aan de orde is als ook inhoudelijk op het beroep is beslist.

    (f) Het ABP heeft vervolgens op [datum 4] (productie 26 bij memorie van antwoord) een nieuw besluit genomen, waarin [persoon 1] blijvend ongeschikt werd verklaard uit hoofde van ziekten of gebreken zijn betrekking te vervullen. In de beslissing is onder het kopje "Motivering" opgenomen:

    "Onze arts is van oordeel dat u blijvend ongeschikt bent voor uw oude functie. Medisch gezien is er geen sprake van restcapaciteit voor uw oude functie, wel voor andere functies rekening houdend met de beperking van 20 uren per week. Hij baseert zijn oordeel op het rapport van de pensioenkeuring en andere medische gegevens. De pensioenkeuring is verricht door [bedrijfsarts], op dit moment bedrijfsarts bij de ARBO-GGD Zeeland, ten tijde van de pensioenkeuring werkzaam in Apeldoorn."

    (g) De gemeente heeft [persoon 1] ontslag verleend met ingang van [datum 5] (productie 8 bij akte houdende overlegging producties (eerste aanleg) d.d. 7 november 2002); vanaf die datum heeft [persoon 1] een invaliditeitspensioen ontvangen van het ABP, en na de rechtsopvolging van de Stichting ABP.

    (h) Bij brief van 12 juni 1996 (bijlage bij productie 9 bij akte houdende overlegging producties (eerste aanleg) d.d. 7 november 2002), gericht aan "het bestuur van de Stichting Pensioenfonds t.a.v. de directieraad" heeft [persoon 2] namens de gemeente schadevergoeding gevorderd, bestaande uit de in verband met de door de gemeente aan [persoon 1] betaalde salariskosten over de periode [datum 6] tot [datum 5], vermeerderd met wettelijke rente, en de kosten die de gemeente heeft moeten maken om de onjuiste beslissing te herstellen.

    (i) Op deze brief is bij brief van 28 januari 1997 (productie 10 bij akte houdende overlegging producties (eerste aanleg) d.d. 7 november 2002) geantwoord door het USZO, aan wie de directieraad van de Stichting Pensioenfonds ABP de bevoegdheid om dergelijke beslissingen te nemen had gemandateerd.

    In deze brief heeft het USZO, na te hebben aangegeven hoe de behandelingstermijnen inzake de aanvraag betreffende [persoon 1] waren geweest, opgemerkt:

    "Na kennisneming van het bovenstaande merken wij op, dat in de onderhavige zaak de behandeling van de primaire aanvraag en van het bezwaarschrift mogelijkerwijze iets sneller hadden kunnen plaatsvinden, doch dat wij van oordeel zijn (onder meer rekening houdende met de termijn die u nodig heeft gehad om te komen tot een nadere motivering van het bezwaarschrift, alsmede het feit, dat de gemeente Voorst noch bezwaar heeft gemaakt tegen een eventuele te lange behandelingsduur van de aanvraag in primo, dan wel tegen een eventuele te lange behandelingsduur van het bezwaarschrift in de bezwaarfase, noch het fonds terzake tegen een bepaalde datum heeft aangemaand), dat er bij de behandeling van de onderhavige aanvraag geen sprake is geweest van een overschrijding van een redelijke behandeltermijn, noch in de primaire fase door de toenmalige hoofddirectie van het fonds, noch in de bezwaarfase door het bestuur van het fonds, en stellen wij vast dat de beslissing inzake de blijvende ongeschiktheid () redelijkerwijs reeds op [datum 3], zijnde de datum van de beslissing door het bestuur van het fonds, had kunnen zijn genomen, een en ander, waardoor de gemeente Voorst betrokkene per [datum 7] zou hebben kunnen ontslaan met recht op een invaliditeitspensioen ten laste van het fonds, zodat deze gemeente ten gevolge van het optreden van het fonds schade heeft geleden in de vorm van onnodig aan betrokkene (door) betaald salaris gedurende de periode [datum 7] tot [datum 5].

    Uit dien hoofde kennen wij de gemeente Voorst bedoelde vergoeding van loonschade gedurende de periode [datum 7] tot [datum 5] dan ook toe."

    Vervolgens is een bedrag aan loonschade toegewezen van in totaal fl. 163.050,10. De gevraagde vergoeding van kosten voor juridische bijstand is afgewezen.

    Aan de voet van de brief wordt opgemerkt dat bezwaren tegen deze beslissing schriftelijk kunnen worden ingediend bij de directieraad van de Stichting.

    (j) Namens de gemeente is bij brief van [datum 8] (productie 11 bij akte houdende overlegging producties (eerste aanleg) d.d. 7 november 2002) bezwaar gemaakt bij het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP, welk bezwaar bij brief van [datum 9] (productie 12 bij akte houdende overlegging producties (eerste aanleg) d.d. 7 november 2002) door het USZO, opnieuw handelende voor de Stichting, ongegrond is verklaard.

    Aan de voet van de brief wordt opgemerkt dat tegen de in de brief vervatte beslissing beroep kan worden ingesteld bij de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage.

    (k) De gemeente heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Gravenhage (sector bestuursrecht).

    Bij uitspraak van 14 oktober 1999 (productie 13 bij akte houdende overlegging producties (eerste aanleg) d.d. 7 november 2002)heeft deze overwogen dat in dit soort geschillen "in beginsel de burgerlijke rechter bevoegd" is, maar dat in dit geval de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT