Hoger beroep van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), 13 de Marzo de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak13 de Marzo de 2007
Uitgevende instantie:Gerechtshof Amsterdam (Nederland)

13 maart 2007

vijfde civiele kamer

rolnummer 2006/913

G E R E C H T S H O F T E A MSTERDAM

nevenzitingsplaats Arnhem

Arrest

in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[appellante],

thans handelende onder de naam [...],

gevestigd te [vestigingsplaats],

appellante,

procureur: thans mr. H. Brouwer,

tegen:

[geÔntimeerde],

wonende te [woonplaats],

geÔntimeerde,

procureur: mr. J.W. van Rijswijk.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het door de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) tussen appellante (hierna te noemen: [appellante]) als gedaagde en geÔntimeerde (hierna te noemen: [geÔntimeerde]) als eiser in kort geding gewezen vonnis. Een fotokopie van dit vonnis is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in hoger beroep

2.1 [appellante] heeft bij exploot van 24 augustus 2006 [geÔntimeerde] aangezegd in hoger beroep te komen van het hiervoor genoemde vonnis, met dagvaarding van [geÔntimeerde] voor dit hof. In genoemd exploot heeft [appellante] aangekondigd te zullen concluderen dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [geÔntimeerde] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering, althans de vordering zal afwijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, met veroordeling van [geÔntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.

2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellante] vier grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd overeenkomstig het hiervoor vermelde exploot.

2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geÔntimeerde], onder overlegging van een productie, de grieven bestreden en geconcludeerd dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen en [appellante] zal veroordelen in de kosten van het hoger beroep.

2.4 [geÔntimeerde] heeft het hof verzocht een datum voor pleidooi te bepalen.

2.5 Naar aanleiding van de door partijen opgegeven verhinderdata heeft het hof als datum voor het pleidooi 26 januari 2007 bepaald.

2.6 De toenmalige procureur van [appellante], mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam, heeft bij telefax van 16 januari 2007 en bij brief van 17 januari 2007 aan het hof en aan de procureur van [geÔntimeerde] bericht dat zij zich als procureur van [appellante] onttrekt. Zij heeft hiervan akte verzocht in een door haar aan het hof en aan de procureur van de wederpartij overgelegd stuk, getiteld "memorie van grieven".

2.7 Bij telefax van 19 januari 2007 heeft Mr. H. Brouwer, advocaat te Utrecht, zich als procureur van [appellante] gesteld en om aanhouding van het pleidooi verzocht. De advocaat van [geÔntimeerde], mr. J.A.W. Enoch te Utrecht, heeft hiertegen bij telefax van 22 januari 2007 bezwaar gemaakt. Het hof heeft vervolgens het verzoek om aanhouding afgewezen en dit aan partijen medegedeeld.

2.8 Ter zitting van 26 januari 2007 is namens [appellante] niemand verschenen. Tijdens deze zitting heeft [geÔntimeerde] de zaak doen bepleiten door mr. Enoch voornoemd.

Mr. Enoch heeft daarbij pleitnotities overgelegd. Aan [geÔntimeerde] is akte verleend van het in het geding brengen van de (volledige) brief van 3 juli 2006 van [appellante] aan [geÔntimeerde] en van een journaal van 27 juli 2007 van de huisarts van [geÔntimeerde].

2.9 Ten slotte heeft [geÔntimeerde] de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.

3 De grieven

[appellante] heeft de volgende grieven aangevoerd:

Grief 1

Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter de loonvordering c.a. toegewezen, ondanks het feit dat door de werknemer geen verklaring ex artikel 7: 629a BW van het UWV is overgelegd.

Grief 2

Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen dat de verplichting van artikel 7: 629a lid 1 BW in kort geding- en dus ook in het onderhavige kort geding- niet van toepassing is.

Grief 3

Ten onrechte heeft de kantonrechter in dit geval een ongedateerd stuk van de huisarts van de werknemer als voldoende bewijs van ziekte aangemerkt.

Grief 4

Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter overwogen dat van de zijde van werkgever geen actie is ondernomen.

4 De vaststaande feiten

Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties dan wel als door de kantonrechter vastgesteld en in hoger beroep niet bestreden, de navolgende feiten vast.

4.1 [geÔntimeerde] is met ingang van 25 juli 2005 voor de bepaalde tijd van zes maanden bij [appellante] in dienst getreden in de functie van juridisch medewerker. Deze arbeidsovereenkomst is na ommekomst van de bepaalde tijd voor eenzelfde periode voortgezet, dus tot 25 juli 2006. Het laatstverdiende salaris van [geÔntimeerde] bedroeg € 2.215,- bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag.

4.2 [geÔntimeerde] heeft zich op 28 juni 2006 bij [appellante] ziek gemeld in verband met nek- en/of psychische klachten.

4.3 In een brief van 3 juli 2006 van [appellante] aan [geÔntimeerde], die [appellante] in haar pleitnota in eerste aanleg heeft geciteerd, is -voor zover hier van belang- het volgende vermeld:

(...) Hierbij refereer ik aan de diverse gesprekken per telefoon tussen u en het secretariaat van ons kantoor, laatstelijk d.d. heden.

U hebt zich woensdag jl ziek gemeld in verband met nekpijn.

Daarop is u uitdrukkelijk gevraagd te zorgen voor een medische verklaring waaruit blijkt van uw ziekte en de onmogelijkheid om werkzaamheden te verrichten.

Tot op heden hebt u...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT