Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 16 de Marzo de 2007

Datum uitspraak16 de Marzo de 2007
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

05/493 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2005, 04/2331 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 16 maart 2007

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. E. Schermerhorn, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en bij brief van 21 april 2005 desverzocht nog enige inlichtingen verstrekt.

    Appellant heeft op 7 juni 2006 een omtrent zijn gezondheidstoestand uitgebracht rapport van de psychiater R. Tonneijck te Haarlem ingezonden en een begeleidend commentaar daarop van de medisch adviseur L.J. Haak.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2007. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Schermerhorn en als tolk F. Solomun. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.A.H. Smithuysen. Ter zitting is namens

    het Uwv een rapport van 30 juni 2006 van de bezwaarverzekeringsarts W.A. Faas overgelegd.

  2. OVERWEGINGEN

    De Raad heeft het in rubriek I genoemde rapport van de bezwaarverzekeringsarts Faas bij de gedingstukken gevoegd, nadat appellant had verklaard tegen de overlegging van dit rapport door het Uwv ter zitting geen bezwaar te hebben en, na kennisneming ervan, geen behoefte te hebben aan schorsing van het onderzoek tot een nader te bepalen datum.

    Bij besluit op bezwaar van 6 augustus 2003 heeft het Uwv het besluit van 31 januari 2003 gehandhaafd, waarbij de ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering aan appellant verleende uitkering, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschikt-heid van 80 tot 100%, met ingang van 30 maart 2003 is ingetrokken, op de grond dat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedraagt.

    Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank als haar oordeel gegeven dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellant per de datum in geding. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder overwogen dat er geen rele aanwijzingen zijn voor een ernstige psychische stoornis mede gezien het feit dat appellant niet onder psychische behandeling staat. De rechtbank heeft dienaangaande acht geslagen op het namens appellant ingebrachte rapport van de medisch adviseur L.J...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT