Voorlopige voorziening van Rechtbank 's-Gravenhage, Haarlem, 8 de Febrero de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 8 de Febrero de 2007
Uitgevende instantie:Haarlem

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Nevenzittingsplaats Haarlem

zaaknummer: AWB 06 / 43187 (voorlopige voorziening)

AWB 06 / 43185 (beroep)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 februari 2007

in de zaak van:

[verzoekster],

geboren op [geboortedatum] 1971, van Marokkaanse nationaliteit,

verzoekster,

gemachtigde: mr. R.F. Meijer, advocaat te Haarlem,

tegen:

de minister van Justitie, voorheen de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

verweerder,

gemachtigde: mr. R.A.B. van Steijn, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te 's-Gravenhage.

  1. Procesverloop

    1.1 Verzoekster heeft op 21 november 2005 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel 'verblijf bij echtgenoot [voor- achternaam]', verder aan te duiden als de hoofdpersoon. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 22 maart 2006 afgewezen. Verzoekster heeft tegen het besluit op 14 april 2006 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 8 augustus 2006 ongegrond verklaard. Verzoekster heeft tegen dit besluit op 5 september 2006 beroep ingesteld.

    1.2 Verzoekster heeft op 5 september 2006 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt verweerder te verbieden haar uit te zetten voordat de rechtbank op het beroep heeft beslist.

    1.3 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

    1.4 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 23 januari 2007. Verzoekster en de hoofdpersoon zijn in persoon verschenen, bijgestaan door verzoeksters gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

  2. Overwegingen

    2.1 Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

    2.2 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.

    2.3 In de hoofdzaak toetst de voorzieningenrechter het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT