Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 24 de Abril de 2007

Datum uitspraak24 de Abril de 2007
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

24 april 2007

Strafkamer

nr. 00987/06 E

SG/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 5 juli 2005, nummer 23/002750-04, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1942, wonende te [woonplaats].

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 20 april 2004 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 3 primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1. "de voortgezette handeling van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 46 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995", 2. en 3. subsidiair "de eendaadse samenloop van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 46a (oud) van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, opzettelijk begaan" en "opzettelijke uitlokking van de voortgezette handeling van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 46 (oud) van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, door het verschaffen van inlichtingen" veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en voorts tot een geldboete van vijftigduizend euro, subsidiair 362 dagen hechtenis.

  2. Geding in cassatie

    2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.T.C. van Kampen, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit en de opgelegde straf, tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging van het tweede feit, tot vermindering van de opgelegde straf in verband met het overschrijden van de redelijke termijn in de cassatiefase en tot verwerping van het beroep voor het overige.

    2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsvrouwe op de conclusie van de Procureur-Generaal.

  3. Beoordeling van het eerste middel

    3.1. Het middel komt met rechts- en motiveringsklachten op tegen de door het Hof gegeven beslissing de door de Advocaat-Generaal bij het Hof gevorderde wijziging van de tenlastelegging ter zake van het onder 2 vermelde feit toe te laten.

    3.2. Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding onder 2 tenlastegelegd dat:

    hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 mei 2001 tot en met 22 mei 2001 te Scharendijke, gemeente Schouwen-Duiveland en/of Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland, in ieder geval in Nederland, (telkens) beschikkende over voorwetenschap omtrent een rechtspersoon, vennootschap of instelling als bedoeld in artikel 46, tweede lid Wet Toezicht Effectenverkeer 1995 (hierna te noemen WTE 1995), te weten [A] NV of omtrent de handel in effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid WTE 1995, die op die rechtspersoon, vennootschap of instelling, te weten [A] NV, betrekking hebben, (telkens) anders dan in de normale uitoefening van zijn werk, beroep of

    functie,

    - deze voorwetenschap heeft medegedeeld aan (een) derde(n), te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2], en/of

    - (een) derde(n), te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] heeft aanbevolen transacties te verrichten of te bewerkstelligen in die effecten, waarbij de voorwetenschap (onder meer) bestond uit een of meer van de volgende bijzonderheden, nl.

    - dat [A] N.V. zou worden overgenomen (door [B] via [C] (hierna te noemen [D]), en/of

    - dat [D] een bod zou gaan doen op alle uitstaande aandelen van [A]. N.V. en/of

    - dat het voorgenomen bod 83,50 euro bedroeg (in contanten) per aandeel, in elk geval een (aanzienlijk) hoger bedrag per aandeel dan de op of omstreeks 22 mei 2001 genoteerde beurskoers,

    - althans de essentie van hiervoor genoemde bijzonderheid/bijzonderheden, terwijl die bijzonderhe(i)d(en) (telkens) (nog) niet openbaar was/waren en openbaarmaking van die bijzonderhe(i)d(en), tezamen en in samenhang gezien, dan wel afzonderlijk, (telkens) naar redelijkerwijs te verwachten viel invloed zou kunnen hebben op de koers van de effecten in het fonds [A] N.V., ongeacht de richting van de koers;

    artikel 46a lid 1 onder a en/of b Wet toezicht effectenverkeer 1995 juncto artikel 1 sub 2 juncto artikel 6 lid 1 sub 2 WED.

    3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover hier van belang, in:

    "De advocaat-generaal vordert in reactie op een verweer van de raadsvrouwe van medeverdachte [medeverdachte 1] in de (afzonderlijke) strafzaak met parketnummer 23-002740-04 dat de tenlastelegging onder 2 wordt gewijzigd in dier voege dat het woord "opzettelijk" wordt toegevoegd na de woorden:

    "anders dan in de normale uitoefening van zijn werk, beroep of functie". De advocaat-generaal licht zijn vordering toe en geeft als zijn oordeel dat deze wijziging problemen beoogt te voorkomen doch feitelijk overbodig is, aangezien ook zonder die toevoeging onder 2 (impliciet) primair het misdrijf van artikel 46a Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte) is tenlastegelegd en (impliciet) subsidiair de overtreding, zulks gelet op de in artikel 2, eerste lid van de Wet op de economische delicten (WED) neergelegde wetsystematiek.

    De raadsman verklaart dat hij zich verzet tegen toewijzing van de door de advocaat-generaal gevorderde wijziging tenlastelegging. De raadsman voert daartoe aan dat indien -zoals door de advocaat-generaal geformuleerd- onder 2 (impliciet) primair het misdrijf van artikel 46a Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte) is tenlastegelegd en (impliciet) subsidiair de overtreding, de wijziging overbodig is.

    Indien onder 2 slechts de overtreding van artikel 46a Wet Toezicht effectenverkeer 1995 (Wte) is tenlastegelegd, is het recht tot strafvordering door verjaring vervallen, nu er na het uitbrengen van de dagvaarding op 3 maart 2004 niet binnen twee jaar een daad van vervolging jegens de verdachte is verricht. De raadsman betoogt voorts dat, hoewel een vordering tot wijziging thans formeel is toegestaan, de wijziging niet in strijd dient te zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde, zoals het vertrouwensbeginsel.

    Na de verdachte en de raadsman dienaangaande te hebben gehoord, deelt de voorzitter mede dat het hof deze vordering toewijst aangezien de tenlastelegging door de wijziging géén ander feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht inhoudt en dat het hof beveelt dat de tenlastelegging wordt gewijzigd als omschreven in de vordering en waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt.

    Nadat het hof heeft beslist dat daarmee kan worden volstaan, stelt de griffier een gewaarmerkt afschrift van de wijziging aan de verdachte ter hand.

    Met toestemming van de verdachte en de raadsman wordt het onderzoek aanstonds voortgezet."

    3.4. Het bestreden arrest houdt, voor zover hier van belang, in:

    "In reactie op een verweer van de raadsvrouwe van medeverdachte [medeverdachte 1] in de (afzonderlijke) strafzaak met parketnummer 23-002740-04 heeft de advocaat-generaal (ook) in de onderhavige zaak gevorderd dat de tenlastelegging onder 2 wordt gewijzigd in dier voege dat het woord "opzettelijk" wordt toegevoegd na de woorden: "anders dan in de normale uitoefening van zijn werk, beroep of functie,". De advocaat-generaal heeft zijn vordering toegelicht en als zijn oordeel gegeven dat deze wijziging problemen beoogt te voorkomen doch wezenlijk overbodig is, aangezien ook zonder die toevoeging onder 2 (impliciet) primair het misdrijf van artikel 46a Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte) is tenlastegelegd en (impliciet) subsidiair de overtreding, zulks gelet op de in artikel 2, eerste lid van de Wet op de economische delicten (WED) neergelegde wetsystematiek.

    Deze vordering tot wijziging is door het hof toegestaan aangezien zij voldeed aan de daartoe gestelde wettelijke eisen. De tenlastelegging onder 2 is dienovereenkomstig gewijzigd.

    Het hof volgt de advocaat-generaal in het door hem geformuleerde standpunt. Uit artikel 2, eerste lid WED volgt dat de economische delicten die zijn ingedeeld in (onder meer) artikel 1, onder 2 WED misdrijven zijn voor zover zij opzettelijk zijn

    begaan en dat zij overtredingen opleveren voor zover deze delicten geen misdrijven zijn. De vraag rijst (i) of slechts indien de tenlastelegging stipuleert dat het daarin omschreven delict opzettelijk is begaan de misdrijfvariant van het economische delict ten laste is gelegd, en (ii) of - in het geval het hier bedoelde economische delict opzettelijk is begaan - in de kwalificatie van het delict tot uitdrukking moet worden gebracht dat het bewezengeachte een misdrijf oplevert.

    Het hof beantwoordt deze vragen ontkennend, en wel om de volgende reden:

    Aangezien het voorschrift over het rechtskarakter van het voorliggende economische delict is opgenomen in een andere wettelijke bepaling dan die waarin de delictsomschrijving is vermeld (t.w. artikel 46a WTE), alsmede in een andere wetsbepaling dan die waarin de kwalificatie is vastgelegd (t.w. artikel 1, onder 2 WED), dient het al dan niet "opzettelijk begaan" van de hier bedoelde economische delicten niet eerder dan bij de bepaling van de straf in aanmerking te worden genomen.

    Dit betekent dat het woord "opzettelijk" geen uitdrukkelijk delictsbestanddeel van de misdrijfvariant van het hier bedoelde economische delict vormt en daardoor evenmin behoeft te worden opgenomen in de tenlastelegging teneinde het misdrijf als zodanig aan de rechter voor te leggen. Het hof had dan ook reeds op basis van de tenlastelegging zoals die in deze zaak luidde voordat zij werd gewijzigd moeten onderzoeken of het tenlastegelegde, indien bewezen, al dan niet opzettelijk is begaan, en indien dat het geval was moeten komen tot het oordeel dat het bewezengeachte wordt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT