Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 15 de Mayo de 2007

Datum uitspraak15 de Mayo de 2007
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

06/3096 WWB

06/3097 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant 1], appellante en

[appellant 2], appellant, beiden wonende te Leiden (hierna: appellanten),

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 april 2006, 05/148 en 05/7181 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellanten

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden (hierna: College)

Datum uitspraak: 15 mei 2007

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellanten heeft mr. M.G. Evers, advocaat te Leiden, hoger beroep ingesteld.

    Het College heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2007. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Evers. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

  2. OVERWEGINGEN

    De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    Bij besluit van 16 november 2004 is het bezwaar ongegrond verklaard tegen het besluit van 9 oktober 2003, waarbij de bijstand van appellante over de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 augustus 2003 is ingetrokken en de over die periode gemaakte kosten van bijstand van haar zijn teruggevorderd. Tegen het besluit van 16 november 2004 heeft mr. Evers namens appellante beroep ingesteld.

    Bij besluit van 6 september 2005 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard tegen het besluit van 9 oktober 2003, waarbij de kosten van de aan appellante verleende bijstand mede zijn teruggevorderd van appellant. Tegen het besluit van 6 september 2005 heeft mr. Evers namens appellant beroep ingesteld.

    Bij brief van 15 februari 2006 heeft mr. R.H. Dormeier, kantoorgenoot van mr. Evers, de rechtbank namens appellant meegedeeld dat deze het beroep om hem moverende redenen wenst in te trekken. Bij brief van dezelfde datum heeft mr. Dormeier de rechtbank namens appellante meegedeeld dat zij het beroep om haar moverende redenen wenst in te trekken. Vervolgens heeft mr. Dormeier bij faxbericht van 16 maart 2006 de rechtbank meegedeeld dat beide intrekkingen berusten op een misverstand.

    Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard. Zij is van oordeel dat de beroepschriften van appellanten zijn ingetrokken en dat zich geen bijzondere omstandigheid voordoet op grond waarvan deze intrekkingen ongedaan kunnen worden gemaakt. Daartoe heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen, waarbij voor eiser, eiseres en eisers appellant, appellante en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT