Eerste aanleg - meervoudig van Gerechtshof Amsterdam (Nederland), Douanekamer, 12 de Junio de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Junio de 2007
Uitgevende instantie:Douanekamer

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Douanekamer

Uitspraak

in de zaak nr. 98/90185 DK (voorheen nr. 0185/98 TC)

de dato 12 juni 2007

  1. De procedure

    1.1. Op 23 oktober 1998 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift ingekomen van A en B, thans werkzaam bij C te D, gemachtigden, ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V.(thans genaamd Y B.V., rechtsopvolgster van Z B.V.) te E, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane district P (hierna:de inspecteur) van 24 september 1998, kenmerk xxxx, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de uitnodiging tot betaling, gedagtekend 29 januari 1996, kenmerk xxxx, ten bedrage van ƒ 5.806,80 aan douanerechten, ƒ 3.802,80 aan omzetbelasting en ƒ 28.534,70 aan landbouwheffing en het daarbij genomen boetebesluit ten bedrage van ƒ 200, werd afgewezen. In dit beroep is het voormelde bedrag aan douanerechten in het geding.

    1.2. Van belanghebbende is door de secretaris van de Tariefcommissie een griffierecht van ƒ 150 (€ 68.07) geheven. Dit bedrag is terugbetaald in verband met het reeds door de griffier van het Gerechtshof te 's-Gravenhage geheven griffierecht in de met dit beroep samenhangende zaak met nr. 02/3440 DK. Belanghebbende heeft haar beroepschrift nader aangevuld bij brief van 14 december 1998. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

    Op 1 april 1999 heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft op 6 mei 1999 een conclusie van dupliek ingediend. De behandeling van de zaak is aangehouden in afwachting van het onder 2.10. vermelde arrest van het Gerecht van Eerste Aanleg.

    Op 1 februari 2007 heeft belanghebbende haar beroepschrift nogmaals aangevuld.

    1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001 (Stb. 419) is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) in de plaats getreden van de Tariefcommissie.

    1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van 13 februari 2007. Daar zijn gelijktijdig behandeld de verwante, eveneens door belanghebbende ingestelde beroepen met de nummers 98/90186 DK, 98/09187 DK, 98/90188 DK, 02/3440 DK, 02/3441 DK, 02/3442 DK, 02/3443 DK, 02/3450 DK, 02/3452 DK en 02/3454 DK.

    Ter zitting zijn namens belanghebbende verschenen B voornoemd, tot zijn bijstand vergezeld van zijn kantoorgenoot F, en G, werkzaam bij belanghebbende, alsmede namens de inspecteur H en I. Tijdens de zitting hebben partijen een pleitnota overgelegd en voorgelezen.

    De Douanekamer rekent de pleitnota tot de gedingstukken.

  2. De feiten

    2.1. Belanghebbende, douane-expediteur, heeft in 1995 verschillende aangiften gedaan voor bevroren zwezeriken in opdracht van J Ltd te K, Engeland. De volgende zeven aangiften zijn thans nog in geding.

    Document T1 UTB Heffingssoorten (douanerecht, omzetbelasting, landbouwhef.)

  3. xxx 1 ƒ 5.806,80 DR*, ƒ 3.802,40 OB

    ƒ 28.534,70 LH

  4. xxx 2 ƒ 1.988,70 DR ƒ 3.102,40 OB

  5. xxx 4 ƒ 11.988,60 DR ƒ8.044,70 OB ƒ 62.145 LH

  6. xxx 3 ƒ 14.890,60 DR ƒ 9.751 OB

    ƒ 73.171,80 LH

  7. xxx 7 ƒ 4.632,30 OB ƒ 15.209,60 LH

  8. xxx 6 ƒ 4.632,30 OB ƒ 15.209,60 LH

  9. xxx 5 ƒ 4.635,60 OB ƒ 15.220,50 LH

    De voorliggende zaak betreft bovengenoemd UTB nr. 1.

    2.2. In de onder 1.1. vermelde uitspraak op bezwaar staat - voorzover van belang - het volgende vermeld:

    "(..)

    Beoordeling van uw bezwaar

    Deze aangifte maakt deel uit van een omvangrijk geheel. Het betreft in totaal 15 T1-aangiften voor vlees met als land van bestemming W. Voor drie T1 aangiften heeft inmiddels ambtshalve teruggaaf plaatsgevonden. In ÈÈn geval waren de goederen vernietigd door brand en in twee gevallen was er sprake van goederen afkomstig uit de Gemeenschap. Gezien de omvang van deze zaak, het aantal aangiften, het verschuldigde bedrag en het feit dat er sprake is van fraude is deze zaak onder de aandacht van UCLAF (= de antifraudedienst van de Commissie, toevoeging DK). Het opsporingsonderzoek in deze zaak wordt gecoˆrdineerd door UCLAF en loopt momenteel in Nederland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Ondanks het feit dat het onderzoek nog niet is afgerond en ook de feiten nog niet allemaal vast staan zie ik geen reden om nog te wachten met het doen van een uitspraak op de bezwaarschriften omdat verdere bekendwording van feiten, naar mijn mening, geen invloed meer heeft op de verschuldigdheid van de in het geding zijnde belastingen ten aanzien van X BV.

    In het geding zijn de volgende T1-aangiften:

    Volgnr. Nr. T1 datum kvnz reactie X UTB waarde ƒ

    1 xxxxxxx 16-01-95 04-11-95* 22-12-95 29-01-96 29034

    2 xxxxxxx 16-01-05 04-11-95 22-12-95 29-01-96 49717

    3 xxxxxxx 08-03-95 04-11-95 22-12-95 29-01-96 59943

    4 xxxxxxx 08-03-95 04-11-95 22-12-95 29-01-96 74453

    5 xxxxxxx 25-04-95 04-11-95 22-12-95 29-01-96 61994

    6 xxxxxxx 25-04-95 04-11-95 22-12-95 29-01-96 61994

    7 xxxxxxx 25-04-95 04-11-95 22-12-95 29-01-96 62038

    (...).

    *Douanekamer: bedoeld zal zijn: "04-10-95"

    motivering uitnodigingen tot betaling

    De uitnodigingen tot betaling vermelden dat de bedragen zijn verschuldigd wegens 'niet- zuivering'.

    Volgens u is dit een ondeugdelijke motivering die moet leiden tot vernietiging van de uitnodigingen tot betaling. Uw mening deel ik niet. Voordat u de uitnodigingen tot betaling van mij ontving heeft u ook kennisgevingen van niet-zuivering ontvangen. Hierop is door u op verschillende data gereageerd. Daarnaast heeft op 19 januari 1996 een bespreking plaatsgevonden op mijn district. Van dit gesprek is door u een verslag gemaakt.

    Toen u tussen 29 januari 1996 en 22 april 1996 van mij de uitnodigingen tot betaling ontving kon dat voor u dan ook geen verrassing meer zijn. Dat niet in de uitnodigingen tot betaling wordt verwezen naar het FIOD-rapport doet hier niet aan af. De zinsnede 'wegens niet-zuivering' gaf u gezien de omstandigheden voldoende informatie over de reden waarom u de uitnodigingen tot betaling ontving. Tenslotte merk ik op dat door u geen beroep is gedaan op artikel 3:48, lid 2 Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge dit artikel had u om een motivering kunnen verzoeken die ik u dan zo spoedig mogelijk zou hebben verstrekt.

    De vermelding 'wegens niet-zuivering' betekent dat de onder de regeling extern communautair douanevervoer gebrachte goederen samen met het bijbehorende document niet overeenkomstig de bepalingen van deze regeling bij het kantoor van bestemming zijn aangebracht. Over het algemeen ontstaat er in deze gevallen een douaneschuld op grond van artikel 204 CDW. Als er sprake is van mogelijke vervalsingen van stempels dan is er een vermoeden van onttrekking aan het douanetoezicht en zal er een douaneschuld ontstaan op grond van artikel 203 CDW. In beide gevallen wordt de titularis van de aangifte aangewezen als schuldenaar. In het geval er sprake is van een onttrekking aan het douanetoezicht wordt de kring van schuldenaren uitgebreid. Alle schuldenaren zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de ontstane belastingschuld.

    douanewaarde/berekening verschuldigde bedragen

    De in het geding zijnde T1-aangiften kunnen allen worden aangemerkt als zogenaamde summiere aangiften. Zij geven enkel informatie over de soort van de goederen, het gewicht en land van herkomst. Een waarde en een exacte goederencode ontbreekt. (..) In de hiervoor opgenomen tabel vindt u in kolom 7 de door mij gehanteerde waarde. Met betrekking tot dit punt merk ik nog op dat ik van u geen enkel bescheid heb ontvangen waaruit blijkt wat de werkelijke waarde van de goederen is. Gezien de lange tijd die deze bezwaarprocedure reeds duurt heeft u voldoende gelegenheid gehad om deze te overleggen.

    Kennis van de F.I.O.D

    Een voor u zwaarwegend punt in deze procedure is het feit dat, volgens u de F.I.O.D. op enig moment op de hoogte moet zijn geweest van deze fraude. Als zij u dan direct zouden hebben ingelicht dan had dit, volgens u, betekend dat een aantal aangiften niet geldig waren gemaakt. U heeft met dit standpunt ook het Ministerie van FinanciÎn benaderd.

    Uw stelling dat ik...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT