Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 18 de Julio de 2007

Datum uitspraak18 de Julio de 2007
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

05/6401 ZW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[A. te B. ] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 26 september 2005, 04/1372 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen

appellante

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 18 juli 2007

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellante heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2007. Voor appellante is verschenen mr. Brouwer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.B. Froentjes.

  2. OVERWEGINGEN

    Appellante, voor 20 uur werkzaam als telefoniste/receptioniste, is op 12 augustus 1988 uitgevallen wegens spanningshoofdpijn en migraine. Ze ontving vanaf 15 augustus 1989 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.

    Appellante is per 24 maart 2003 werkzaamheden voor 5 uur per week gaan verrichten als medewerkster callcenter. Daarnaast ontving ze een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) voor 15 uur per week.

    Op 23 oktober 2003 heeft appellante zich wegens hoofdpijnklachten ziek gemeld.

    Bij besluit van 29 december 2003 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat zij met ingang van 5 januari 2004 geen recht (meer) heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW). Het tegen dit besluit gerichte bezwaar is bij besluit van 17 maart 2004 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit bij uitspraak van 20 september 2004 gegrond verklaard en het besluit van 17 maart 2004 vernietigd, nu naar het oordeel van de rechtbank het Uwv niet duidelijk heeft gemotiveerd in hoeverre de arbeid van appellante verenigbaar is met de geconstateerde hypertensie graad II en in welke gevallen sprake is van hypertensie graad III.

    Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 20 september 2004 heeft het Uwv bij besluit van 29 oktober 2004 (hierna: bestreden besluit) het bezwaar wederom ongegrond verklaard.

    De rechtbank heeft het beroep gericht tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarbij met name betekenis toegekend aan het rapport van bezwaarverzekeringsarts T. Miedema van 4 oktober 2004. Hierin heeft deze, aldus de rechtbank, voldoende onderbouwd dat het specifieke onderzoek van oogarts Van der...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT