Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Middelburg, 16 de Agosto de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak16 de Agosto de 2007
Uitgevende instantie:Rechtbank Middelburg

RECHTBANK MIDDELBURG

Sector strafrecht

meervoudige kamer

Parketnummer: 12/000036-02

Datum uitspraak: 16 augustus 2007

Tegenspraak

TUSSENUITSPRAAK

van de rechtbank te Middelburg, meervoudige strafkamer, in de ontnemingszaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum en -plaats],

wonende te [adres].

Als raadsman van veroordeelde is ter terechtzitting verschenen mr. A.J. Sol, advocaat te Terneuzen.

Onderzoek van de zaak

Deze tussenuitspraak is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van

21 juni 2007.

De rechtbank heeft ter zitting kennis genomen van het verzoek van de raadsman van veroordeelde primair tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in zijn ontnemingsvordering, subsidiair tot afwijzing van de ontnemingsvordering en meer subsidiair tot het horen van een tiental getuigen. Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door de officier van justitie mr. J. Valente naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De rechtbank overweegt ten aanzien van het verzoek van de raadsman van veroordeelde tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in zijn ontnemingsvordering als volgt.

  1. De rechtbank is bij nader inzien van oordeel dat het verzoek als een preliminair verweer in de zin van artikel 283 van het Wetboek van Strafvordering moet worden opgevat. Deze bepaling is op grond van artikel 511d, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering in deze procedure van overeenkomstige toepassing. Het is in het belang van een efficiÎnte voortgang van de ontnemingsprocedure dat, voordat eventuele getuigen worden gehoord en voordat een schriftelijke voorbereiding van de behandeling ter zitting plaatsvindt, reeds thans de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn ontnemingsvordering wordt beoordeeld. Daarom zal de rechtbank aanstonds uitspraak doen over de ontvankelijkheid, zoals door de raadsman is verzocht.

  2. De rechtbank stelt voorop dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) uitspraken in concrete zaken doet. Zijn overwegingen moeten altijd in het licht van de omstandigheden van de betreffende zaak worden beschouwd en zijn dan ook niet zonder meer op andere zaken toepasbaar.

  3. Het EHRM heeft te dezen twee belangrijke - ook door de raadsman aangehaalde - uitspraken gedaan waarin de verhouding tussen de Nederlandse ontnemingsmaatregel, als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de onschuldpresumptie, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), centraal staat.

  4. In de zaak Van Offeren tegen Nederland (EHRM 5 juli 2005, nr. 19581/04) heeft het EHRM geen schending van artikel 6, tweede lid, van het EVRM aangenomen. Het EHRM...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT