Eerste aanleg - meervoudig van Centrale Raad van Beroep, 30 de Agosto de 2007

Datum uitspraak30 de Agosto de 2007
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

07/178 WUBO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellante], (hierna: appellante)

en

de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)

Datum uitspraak: 30 augustus 2007

  1. PROCESVERLOOP

    Appellante heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster op 30 november 2006, kenmerk JZ/I/70/2006, ten aanzien van haar genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet), verder: het bestreden besluit.

    Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2007. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot, K.P.J. Zorn. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.

  2. OVERWEGINGEN

    1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.

      1.1. Appellante, geboren in 1941 in het voormalige Nederlands-IndiÎ, heeft in januari 2006 bij verweerster een aanvraag ingediend om te worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet en in aanmerking te worden gebracht voor een toeslag ter verbetering van de levensomstandigheden, zoals bedoeld in artikel 19 van de Wet, alsmede voorzieningen in de kosten met betrekking tot deelname aan het maatschappelijk verkeer (DMV) en huishoudelijke hulp voor een dagdeel per week.

      1.2. Bij besluit van 27 september 2006, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit, heeft verweerster erkend dat appellante is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wet op de grond dat appellantes directe betrokkenheid bij ongeregeldheden in Oengaran tijdens de Bersiap-periode is vast komen te staan. Op de aanvraag om toeslag ter verbetering van levensomstandigheden en om voorzieningen in de kosten van DMV en huishoudelijke hulp is afwijzend beslist, omdat appellante niet tevens heeft voldaan aan de door de Wet gestelde eis dat haar betrokkenheid bij die ongeregeldheden in Oengaran moet hebben geleid tot lichamelijk of psychisch letsel ten gevolge waarvan zij blijvend invalide is geworden.

    2. Appellante heeft zich met dat oordeel niet kunnen verenigen. In beroep heeft zij haar standpunt herhaald dat - zakelijk weergegeven - het medisch onderzoek onzorgvuldig en onvolledig is geweest, omdat op grond van slechts een kort vraaggesprek een medisch rapport is opgesteld waarin zij zich...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT