Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 14 de Septiembre de 2007

Datum uitspraak14 de Septiembre de 2007
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

Nr. 43.294

14 september 2007

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z, BelgiÎ, (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 april 2006, nr. 04/03074, houdende een beslissing als bedoeld in artikel 8:29, lid 3, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

  1. Het geding in feitelijke instantie

    Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de vermogensbelasting opgelegd, met verhogingen van de nageheven belasting, dan wel boetes. De navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

    Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft bij de bestreden uitspraak geoordeeld dat het beroep van de Inspecteur op het bepaalde in artikel 8:29, lid 1, Awb gedeeltelijk gerechtvaardigd is. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Geding in cassatie

    Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Minister van FinanciÎn heeft een verweerschrift ingediend.

    Partijen hebben de zaak doen toelichten, belanghebbende door mr. dr. G.J.M.E. de Bont, advocaat te Breda, de Minister door mr. S.R. Markus, advocaat te 's-Gravenhage.

    De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 14 februari 2007 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.

    Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

  3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

    Tegen tussenbeslissingen, zoals die bedoeld in artikel 8:29, lid 3, Awb, stelt de wet geen afzonderlijk, tussentijds beroep in cassatie open. Tegen dergelijke beslissingen van de rechtbank of het gerechtshof kan ingevolge artikel 28, lid 5, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen slechts worden opgekomen tegelijkertijd met het hoger beroep of het beroep in cassatie tegen de einduitspraak, zijnde de uitspraak waarbij het geding wordt afgedaan. Aangezien het onderhavige cassatieberoep zich slechts tegen zulk een tussenbeslissing richt, is dat beroep niet-ontvankelijk. Daaraan doet niet af dat de beslissing is gedaan in de vorm van een uitspraak.

  4. Proceskosten

    De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

  5. Beslissing

    De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. MonnÈ, P.J. van Amersfoort, C.J.J. van Maanen en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2007.

    Nrs. 43 294 en 43 295

    mr. P. J. Wattel

    Derde Kamer B

    Navorderingsaanslagen IB/PVV en VB, met verhogingen c.q. boetes

    Conclusie in de zaken van

    X

    tegen de

    Minister van FinanciÎn

    14 februari 2007

    1 Feiten en loop van het geding

    1.1 In 2001 begon de Belastingdienst/FIOD het zogenoemde "Rekeningenproject," inhoudende onderzoek naar bankrekeningen van Nederlandse ingezetenen bij buitenlandse banken, waaronder met name de Kredietbank S.A. Luxembourgeoise te Luxemburg (KBL).

    1.2 Ten behoeve van dat onderzoek is een "Draaiboek Rekeningenproject" (het draaiboek) geschreven. Gedurende het project zijn tien interne nieuwsbrieven van de Belastingdienst verschenen (de nieuwsbrieven). Draaiboek en nieuwsbrieven zijn deels gepubliceerd en deels - op grond van de relatieve uitzonderingsgronden van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) - niet openbaar gemaakt. De regering meent dat het belang bij openbaarmaking niet opweegt tegen het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten, de inspectie, de controle en het toezicht door bestuursorganen, en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (art. 10, onderdelen c, d en e, WOB).

    1.3 De belanghebbende in beide zaken waarop deze conclusie ziet, wordt ervan verdacht een rekening te hebben aangehouden bij de KBL, zonder daarvan, of van het saldo erop of de rente daarover, melding gemaakt te hebben in zijn aangiften vermogensbelasting en inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen. De Inspecteur heeft ter zake van het vermoede vermogen en de vermoede inkomsten navorderingsaanslagen over de desbetreffende jaren/peildata opgelegd, alle met verhogingen c.q. boetes. Onduidelijk is welke jaren het betreft, nu de beslissing van het Hof daarvan geen melding maakt.

    1.4 De Inspecteur heeft belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslagen afgewezen. Tegen die uitspraken op bezwaar heeft hij beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.

    2 Het geschil voor het Hof(1)

    2.1 Voor zover van belang in cassatie, heeft het geschil zich in feitelijke instantie toegespitst op de vraag of de Inspecteur ook de niet-openbare passages van het draaiboek en de nieuwsbrieven zou moeten overleggen. De belanghebbende heeft aangegeven welke passages in het bijzonder van belang zijn voor zijn verdediging.

    2.2 De Inspecteur heeft onder verwijzing naar art. 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesteld dat er gewichtige redenen zijn, primair, om de desbetreffende stukken niet in geding te brengen, dan wel, subsidiair, om de stukken uitsluitend ter kennis van het Hof te brengen.

    2.3 De vierde meervoudige kamer van het Hof heeft des fiscus' beroep op het bestaan van gewichtige redenen in de zin van art. 8:29, lid 1, Awb verwezen naar de derde meervoudige kamer van dat Hof. Die kamer heeft geoordeeld dat de Inspecteur voor een deel van de passages voldoende gewichtige redenen aanvoert om geheimhouding te rechtvaardigen, en dat voor een ander deel van de passages het belang bij geheimhouding niet opweegt tegen het belang van de belanghebbende bij kennisneming. De derde meervoudige kamer heeft de Inspecteur vervolgens opgedragen binnen een week na zijn beslissing aan de belanghebbende te doen toekomen een kopie van het draaiboek en de nieuwsbrieven zoals deze door die kamer aan de Inspecteur zijn overhandigd en waarin door die kamer is aangegeven in hoeverre een beperking van de kennisneming door de belanghebbende gerechtvaardigd is.

    2.4 Aan die beslissing heeft (de derde meervoudige kamer van) het Hof toegevoegd:

    "3.25. Voor de goede orde merkt het Hof nog op dat tegen een tussenuitspraak als de onderhavige geen beroep in cassatie openstaat."

    3 Geschil in cassatie

    3.1 Tegen de beslissing van de geheimhoudingskamer heeft de belanghebbende cassatieberoep...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT