Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Maastricht, 30 de Julio de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak30 de Julio de 2007
Uitgevende instantie:Rechtbank Maastricht

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Bestuursrecht

Procedurenummer: AWB 06 / 2504 WAV SEE

Uitspraak van de enkelvoudige kamer voo[dhr B]telijke zaken

inz[dhr/mw A],

te Baneheide, eiseres,

tegen

de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Arbeidsinspectie),

gevestigd te 's-Gravenhage, verweerder.

Datum bestreden besluit: 8 november 2006

Kenmerk: AI/JZ/2006/16157/BOB

Behandeling ter zitting: 19 juli 2007

  1. Ontstaan en loop van het geding

    Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 8 november 2006 heeft verweerder een namens eiseres ingediend bezwaarschrift van 20 februari 2006 tegen een door verweerder genomen besluit van 17 januari 2006 ingevolge de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) ongegrond verklaard.

    Bij brief van 11 december 2006 is tegen eerstgenoemd besluit namens eiseres beroep ingesteld door haar gemachtigde mw. mr. H.C.M.G. Dietz.

    De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken zijn in kopie aan de gemachtigde van eiseres gezonden, evenals het door verweerder ingediende verweerschrift.

    Het beroep is behandeld ter zitting van deze rechtbank op 19 juli 2007, waar namens eiseres is verschenen [dhr/mw A], bijgestaan door zijn gemachtigde mr. P.J.M. van Kuppenveld.

    Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mw. mr. M. Hokke.

  2. Overwegingen

    Naar aanleiding van het boeterapport WAV d.d. 22 september 2005, waarbij op de locatie Baneheide 28 te Simpelveld twee overtredingen van de WAV zijn geconstateerd, heeft verweerder bij besluit van 17 januari 2006 eiseres een boete opgelegd van € 16.000,00. Hiertegen is namens eiseres bezwaar gemaakt. Verweerder heeft op 6 juli 2006 een telefonische hoorzitting gehouden. Vervolgens heeft verweerder op 8 november 2006 het thans bestreden besluit genomen.

    Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

    Namens eiseres is in beroep aangevoerd -kort weergegeven- dat de boetebeschikking is genomen in strijd met de beginselen van een goede procesorde, omdat de termijn van 13 weken als bedoeld in artikel 19e, derde lid, van de WAV is verstreken. Voorts is aangevoerd dat de boetebeschikking is genomen in strijd met het legaliteitsbeginsel. Tenslotte is aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd aan een maatschap. Ingevolge artikel 2:3 BW bezit een maatschap immers geen rechtspersoonlijkheid. Ter zitting is door de gemachtigde van eiseres ook nog aangevoerd dat de waarnemingen zoals weergegeven in het boeterapport worden bestreden, dat werkne[werknemer A] een zelfstandige zou zijn en dat de bouwwerkzaamheden niet zijn verricht ten behoeve van de maatschap.

    Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld -kort samengevat- dat de in artikel 19e, derde lid, van de WAV genoemde termijn van 13 weken een termijn van orde is. De bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen vervalt eerst na verloop van twee jaar na de datum waarop het beboetbare feit is vastgesteld. Er is geen strijd met het legaliteitsbeginsel, aangezien ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak de maximale boete die aan een rechtspersoon kan worden opgelegd ook aan een maatschap kan worden opgelegd. Aangezien een maatschap in de WAV gelijkgesteld is met een rechtspersoon kan ook aan een maatschap een boete worden opgelegd.

    De rechtbank dient te beoordelen of het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan. Het geschil spitst zich hierbij toe op de vraag of verweerder terecht...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT