Voorlopige voorziening van Council of State (Netherlands), Voorzitter, 14 de Septiembre de 2007

Datum uitspraak14 de Septiembre de 2007
Uitgevende instantie:Voorzitter

200705896/2.

Datum uitspraak: 13 september 2007

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak nos. 07/1790 en 07/1791 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 2 augustus 2007 in het geding tussen:

verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.

1. Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (hierna: het college) vastgesteld dat de woonruimte [locatie] te [plaats] door het vertrek van verzoeker is vrijgekomen voor de distributie, geweigerd aan verzoeker en de huidige gebruiker(s) een huisvestingsvergunning af te geven voor deze woonruimte en de ontruiming daarvan bevolen, bij gebreke waarvan bestuursdwang zal worden toegepast.

Bij besluit van 21 juni 2007 heeft het college het door verzoeker daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 2 augustus 2007, verzonden op 10 augustus 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht, voor zover thans van belang, het door verzoeker daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 3 september 2007.

Bij brief van 16 augustus 2007 heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2007, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door zijn [zoon] en door mr. R. de Vries, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. W. van Beveren, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het geschil betreft onder meer de vraag of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat verzoeker en zijn echtgenote, die zich niet hebben laten uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie, door hun verblijf in Marokko de woning daadwerkelijk hebben verlaten. De voor de beslechting van het geschil noodzakelijke beantwoording van deze vraag vergt een nadere beoordeling waarvoor de onderhavige procedure zich minder goed...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT