Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 21 de Septiembre de 2007

Datum uitspraak21 de Septiembre de 2007
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

21 september 2007

Eerste Kamer

Nr. C06/100HR

MK/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. C.A.J. van der Meulen,

t e g e n

[Verweerster],

wonende te [woonplaats],

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. D. Stoutjesdijk.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].

  1. Het geding in feitelijke instanties

    [Eiseres] heeft bij exploot van 20 februari 2004 [verweerster] gedagvaard voor de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Haarlem en gevorderd, kort gezegd, [verweerster] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 194.202,45, althans € 178.104,60, met rente en kosten.

    [Verweerster] heeft de vordering bestreden.

    De kantonrechter heeft bij vonnis van 12 mei 2004 geoordeeld dat hij niet bevoegd was van de zaak kennis te nemen en de zaak verwezen naar de sector civiel van de rechtbank Haarlem voor voortzetting van de procedure.

    De rechtbank heeft, nadat op 25 augustus 2004 een comparitie van partijen had plaatsgevonden, bij tussenvonnis van 5 januari 2005 de zaak naar de rol verwezen voor nadere conclusie aan de zijde van [eiseres].

    Tegen dit tussenvonnis heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

    Bij arrest van 5 januari 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [eiseres] afgewezen.

    Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    [Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.

  3. Beoordeling van het middel

    De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verwerpt het beroep;

    veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de president W.J.M. Davids op 21 september 2007.

    Zaaknr. C06/100HR

    Mr. Huydecoper

    Zitting van 1 juni 2007

    Conclusie inzake

    [Eiseres]

    tegen

    [Verweerster]

    Feiten en procesverloop(1)

    1) Het gaat in deze zaak om de rechten voortvloeiend uit een in verband met een huurovereenkomst verleende koopoptie. Partijen verschillen met name over de vraag, of deze koopoptie ook aan de eiseres tot cassatie, [eiseres], rechten verleende, nadat de huurrelatie waarmee de koopoptie verbonden was de facto allÈÈn door de verweerster in cassatie, [verweerster], is voortgezet.

    De feitelijke achtergrond is als volgt:

    2) De in geding zijnde koopoptie betrof een kantoorpand in [plaats]. [verweerster](2) had dit pand willen kopen, maar de toenmalige eigenaars waren destijds - in de nazomer van 1997 - niet tot verkoop bereid. Die eigenaars waren wel bereid tot verhuur voor een periode eindigend begin 2001, terwijl de huurder dan aanspraak zou kunnen maken op een - gedurende een beperkte tijd - uit te oefenen koopoptie.

    Daartoe werd inderdaad besloten, waarbij naast [verweerster] ook een accountantsmaatschap (van twee vennoten) waarvan [eiseres] destijds deel uitmaakte (die ik hierna als "de maatschap" zal aanduiden), als contractspartij aan de kant van de huurders/optiegerechtigden optrad. Het was de bedoeling dat de als huurders optredende partijen gezamenlijk in het kantoorpand kantoor zouden houden - [verweerster] als notaris, en de maatschap als accountants.

    3) De schriftelijke huurovereenkomst werd in december 1997 getekend.

    Het optierecht ten gunste van beide huurders werd verleend bij brief van 13 november 1997. Deze brief luidt als volgt:

    "Betreft: huurovereenkomst onroerend goed [a-straat 1] te [plaats]

    Geachte mevrouw, mijnheer,

    Met betrekking tot bovenvermelde huurovereenkomst is nader overeengekomen dat aan u, na afloop van de huurtermijn eindigend op 30 januari 2001, gedurende drie maanden, derhalve ingaande 1 februari 2001 en eindigende 30 april 2001, het recht van koop toekomt van bovenvermeld onroerend goed in de staat waar het zich dan in zal bevinden voor de koopsom van f 1.100.000,00 (...) per heden, te vermeerderen met een verhoging op basis van het maandprijsindexcijfer volgens de consumentenprijsindex reeks CPI werknemers laag, gepubliceerd door het CBS.

    Uiterlijk twee maanden nadat u schriftelijk te kennen heeft gegeven tot koop van het onroerend goed [a-straat 1] te [plaats] te willen overgaan zal de akte van transport dienen te worden opgemaakt door een door u aan te wijzen notaris."

    4) De maatschap is al vrij spoedig na de beschreven transactie (in september 1998) ontbonden. Per 15 november 1998 zijn zowel het gebruik van het kantoorpand als de huurbetalingen door de maatschap geÎindigd. Volgens het bestreden arrest zijn de voordien bij de maatschap in gebruik zijnde ruimten met ingang van 15 november 1998 door [verweerster] gehuurd en vervolgens door [verweerster] in onderhuur gegeven aan derden. (Ik merk voor de duidelijkheid op dat het middel bestrijdt dat de huur ten opzichte van de maatschap, althans ten opzichte van [eiseres], zou zijn geÎindigd.)

    5) Bij door de tweede vennoot in de ontbonden maatschap ([betrokkene 1]) mede-ondertekende brief van 13 december 1999, heeft [eiseres] aan [betrokkene 1] bevestigd dat deze - dus [betrokkene 1] - aan de koopoptie geen rechten meer wil ontlenen.

    6) [Eiseres] heeft jegens [verweerster] aanspraak gemaakt op rechten uit hoofde van de koopoptie. Daarover is tussen partijen uitgebreid maar vruchteloos gecorrespondeerd.

    In (januari) 2001 heeft [verweerster] aan de verhuurders/optiegevers kenbaar gemaakt dat zij de optie wilde uitoefenen. Het pand is in aansluiting hierop aan [verweerster] verkocht en geleverd.

    7) In de onderhavige procedure maakt [eiseres], kort gezegd, geldend dat [verweerster] de aan haar - [eiseres] - toekomende rechten uit hoofde van de koopoptie heeft genegeerd; en dat [verweerster] uit dien hoofde schadeplichtig is(3). De schade zou bestaan in het aan [eiseres] toekomende aandeel in het verschil tussen de "uitoefenprijs" van de koopoptie, en de waarde van het pand.

    8) De rechtbank kwam in de eerste aanleg(4) tot het oordeel dat [eiseres] inderdaad rechten uit hoofde van de koopoptie geldend kon maken, en dat [verweerster] dus aansprakelijk was wegens, kort samengevat, het voorbijgaan aan die rechten.

    In hoger beroep oordeelde het hof echter dat aan de rechtsverhouding van partijen een andere uitleg moest worden gegeven, waarbij aan [eiseres] gÈÈn aanspraken uit hoofde van de koopoptie (meer) toekwamen. [Verweerster] viel, bij die stand van zaken, niet te verwijten dat zij met de door [eiseres] gepretendeerde rechten geen rekening had gehouden. Dat leidde tot afwijzing van het door [eiseres] gevorderde.

    9) Namens [eiseres] is tegen het arrest van het hof tijdig en regelmatig cassatieberoep ingesteld(5). Van de kant van [verweerster] is tot verwerping geconcludeerd. Partijen hebben hun standpunten over en weer schriftelijk laten toelichten. Namens [eiseres] is gerepliceerd(6).

    Bespreking van het cassatiemiddel

    10) VÛÛr ik de onderdelen van het cassatiemiddel bespreek lijkt het mij goed aan te geven, hoe ik de redenering uit het bestreden arrest heb begrepen - waarbij ik aanteken dat die redenering mij overigens helder en consistent lijkt, zodat het begrijpen daarvan geen onevenredige moeite kost.

    Daarbij is op te merken dat de zaak een - aanzienlijk - aantal verschillende "invalshoeken" biedt, van waar uit men het voorgelegde probleem kan benaderen. Het hof heeft daaruit een keuze gemaakt, naar in de rede ligt: omdat het van mening was dat de door hem gekozen invalshoek de meest in aanmerking komende was. Dat is, allicht, een bij uitstek zinnige manier om een probleem dat deze eigenschap...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT