Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 30 de Octubre de 2007

Datum uitspraak30 de Octubre de 2007
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

30 november 2007

Strafkamer

nr. 02797/06

RR/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 7 maart 2006, nummer 21/005649-04, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Oosterhoek" te Grave.

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Arnhem van 28 september 2004 - de verdachte ter zake van "moord" veroordeeld tot twaalf jaren gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

  2. Geding in cassatie

    2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

    2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

  3. Beoordeling van de middelen

    De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

    De verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, heeft op 7 maart 2006 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot strafvermindering.

  5. Slotsom

    Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

  6. Beslissing

    De Hoge Raad:

    vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;

    vermindert deze in die zin dat deze elf jaren en acht maanden beloopt;

    verwerpt het beroep voor het overige.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 30 oktober 2007.

    Nr. 02797/06

    Mr. Vellinga

    Zitting: 29 mei 2007 (bij vervroeging)

    Conclusie inzake:

    [verdachte]

  7. Verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem wegens "moord" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren. Voorts heeft het Hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

  8. Namens verdachte heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, negen middelen van cassatie voorgesteld.

  9. Ten laste van de verdachte is door het Hof bewezenverklaard dat:

    hij op of omstreeks 17 juni 2003 te Tiel opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, deze [slachtoffer] een hoeveelheid (slaap)middelen, onder meer bevattende nitrazepam, heeft toegediend en vervolgens een plastic zak over het hoofd (tot aan de schouders) van deze [slachtoffer] heeft gedaan en deze plastic zak rond de hals van deze [slachtoffer] heeft dichtgemaakt en vastgeknoopt met een stuk touw, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden.

  10. De aanvulling op het verkorte arrest bevat de navolgende bewijsmiddelen:

    "Voor zover hieronder wordt verwezen naar het hoofdproces-verbaal, wordt daarmee bedoeld het proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie in de politieregio Gelderland-Zuid, door hem gesloten en getekend op 15 maart 2004.

    De volgorde van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen is zoveel mogelijk in overeenstemming met de volgorde van de bewijsredenering zoals in het arrest weergegeven. Louter ten behoeve van de leesbaarheid is de aanvulling nog voorzien van enkele tussenkopjes.

    Door het hof gebezigde bewijsmiddelen:

    Algemeen

  11. het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, van 16 maart 2005, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:

    Rond 15.00 uur d.d. 16 juni 2003 ben ik begonnen met het maken van goulash. [Slachtoffer] was de hele dag in de woning. Rond 18.00 uur heb ik [slachtoffer] geroepen voor het eten en we gingen samen eten. Hij at niet veel. Hij zei toen rond 19.00 uur dat hij moe was en dat hij wat slaapmiddelen zou nemen. [slachtoffer] had rond 19.00 uur gezegd dat hij zou gaan slapen en dat ik hem de volgende ochtend wakker moest maken. U vraagt mij naar de indeling van de woning. Boven zijn er twee slaapkamers en twee werkkamers. Ik heb niet gezien of [slachtoffer] toen in zijn slaapkamer of in zijn werkkamer was en ik kon dat ook niet horen.

    Ik denk dat ik rond 21.30 uur ben vertrokken. Ik ben toen weer teruggegaan naar [woonplaats] omdat ik iets vergeten was en daar kwam ik rond 22.00 uur aan. Uiteindelijk ben ik die dag rond 22.30 uur vertrokken en ben ik naar de gay-cruising gegaan. Op de ontmoetingsplaats heb ik seks gehad met meerdere personen. Rond 01.30 uur ben ik vertrokken naar huis. Toen ik thuis kwam, heb ik gecontroleerd of de ramen waren afgesloten. Daarna ben ik naar bed gegaan.

    De volgende ochtend, op 17 juni 2003, kwam [slachtoffer] niet opdagen voor het ontbijt en toen ben ik gaan kijken. Toen zag ik hem op het bed liggen. Toen ik 112 belde, heb ik nog even gekeken of er inbraaksporen waren, maar ik heb niets bijzonders gezien.

    Toen ik met de politie in de werkkamer van [slachtoffer] kwam, heb ik de monitor aangezet. Ik gaf een stapeltje papieren aan de politie. De politieagent zei tegen mij dat het om een afscheidsbrief ging. Voordat de politie het af nam, had ik de brief enkele seconden in handen. Ik heb de brief toen niet in detail kunnen lezen.

    Ik had een meester-slaaf verhouding met [slachtoffer]. Er bestond ook een meester-slaaf contract tussen ons, wat in 2002 was gemaakt en op het moment dat [slachtoffer] overleed ook nog steeds bestond. Ik was de meester en [slachtoffer] was de slaaf. Het contract had betrekking op [slachtoffer] en mij, binnen ons huis en vierentwintig uur per dag. Het klopt dat ik de slaaf kon dwingen tot het gebruik van drugs. Daar bestond wel dwang.

  12. het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0843/03-090094 (dossierpagina 12, ordner 3), in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], respectievelijk inspecteur en hoofdagent van politie in de politieregio Gelderland-Zuid, door hen gesloten en getekend op 17 juni 2003, voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van [verdachte], gehoord als getuige:

    U vraagt mij naar de naam [pseudoniem slachtoffer]. Dat is het pseudoniem van [slachtoffer]. Hij schrijft zijn SF-boeken onder deze naam.

  13. het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL082R/03-090094 (dossierpagina 713 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden hoofdagent van politie in het politiedistrict Tweestromenland/Wijchen, door hen gesloten op 11 december 2003, voor zover -zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van verdachte:

    U vraagt mij naar 16 juni 2003. Toen ik die dag om 12:30 uur thuis kwam en totdat ik die avond naar het Ginkelse Zand ging, hebben [slachtoffer] en ik geen bezoek gehad en is buiten [slachtoffer] en mij niemand in de woning geweest tussen die tijdstippen.

  14. het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL083A/03-090094 (dossierpagina 63), in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 6], respectievelijk hoofdagent en agent van politie in de politieregio Gelderland-Zuid, door hen gesloten en getekend op 17 juni 2003, voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als relaas van voornoemde verbalisanten, althans ÈÈn hunner:

    Op 17 juni omstreeks 07.19 uur kregen wij verbalisanten het verzoek om te gaan naar het perceel [a-straat 1] in [woonplaats]. Een buitenlandse man had de meldkamer gebeld en gezegd dat zijn vriend mogelijk een zelfmoordpoging had ondernomen. Hij wist niet of zijn vriend nog leefde. Wij gingen terstond ter plaatse. Buiten voor de deur van [a-straat 1] troffen wij een man aan. Hij verklaarde dat hij de melder was. Hij praatte in de Engelse taal. De man verklaarde [verdachte] te zijn. Hij ging voor ons de woning in. In de woning volgden wij de man naar de bovenverdieping. Hij ging ons voor naar de eerste kamer rechts van de trap. Wij zagen een manspersoon voorover op zijn buik liggen, op een matras dat op de grond lag. De man was gekleed in een broek, overhemd en sokken. Wij zagen dat de man een groene plastic tas over zijn hoofd had. Wij zagen dat de man roerloos lag. Ik, [verbalisant 3], voelde geen polsslag.

    In de woning verklaarde [verdachte] het volgende. Het slachtoffer heette [slachtoffer]. De volledige personalia van hem luidden [slachtoffer] (roepnaam [slachtoffer]), geboren [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats], gewoond hebbende te [woonplaats], [a-straat 1].

    In de werkkamer van [slachtoffer] werd nabij de computer een afscheidsbrief van [slachtoffer] gericht aan [verdachte] aangetroffen. Tevens lagen er bij deze brief een tweetal e-mails. Wij zagen dat [verdachte] deze papieren met een armgebaar opzij schoof op het moment van ontdekking. Hij keek daarbij in onze richting en niet naar de bewuste papieren.

    Op 17 juni 2003 om 08.45 uur werd door GGD-arts L. Hamming de dood geconstateerd van [slachtoffer].

    Door hulpofficier A. Koekkoek werd het stoffelijk overschot van het slachtoffer in beslag genomen ten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT