Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 16 de Mayo de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak16 de Mayo de 2007
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

vonnis

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 269330 / HA ZA 06-2361

Vonnis van 16 mei 2007

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,

tegen

STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN FINANCIN / DE INSPECTEUR VAN DE BELASTINGDIENST [...])

gevestigd te 'S-Gravenhage,

gedaagde,

procureur mw. mr. M.S. de Kort-de Wolde.

Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het griffiedossier, waaronder het proces-verbaal van comparitie na antwoord van 24 november 2006 met de daarin genoemde stukken.

De feiten

2.1. [eiser] was en is bestuurder en enig aandeelhouder van de besloten vennootschap W.R.T. Beheers- en Beleggingsmaatschappij B.V. (hierna: WRT). WRT was enig (formeel) bestuurder van de besloten vennootschap S&D Oil Trading B.V. (hierna: Trading). Enig aandeelhouder van Trading is de besloten vennootschap S&D Beheer B.V. 62,5 % van de aandelen in S&D Beheer B.V. zijn in handen van R.L. Holdings B.V., waarvan de heer [A.] (hierna: [A.]) de enig aandeelhouder is. WRT bezit 32,5% van de aandelen in S&D Beheer B.V. Trading is op 18 juli 1995 failliet verklaard.

2.2. De activiteiten van de failliete vennootschap Trading zijn voortgezet in de op 7 november 1994 opgerichte besloten vennootschap S&D Oil B.V. (hierna: Oil B.V.). Enig aandeelhouder en tevens bestuurder van Oil B.V. is S&D Holding B.V. waarvan WRT 37,5% van de aandelen in handen heeft en R.L. Holdings 62,5%. Oil B.V. is op 1 juli 1998 failliet gegaan.

2.3. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek dat zich onder andere richtte op Oil B.V. en [eiser] heeft de belastingdienst een boekenonderzoek verricht bij de verschillende S&D werkmaatschappijen. Bij dit boekenonderzoek werden contracten gevonden die Trading in 1994 met een Zwitserse en een Engelse onderneming had gesloten. Met deze contracten nam Trading het vervoer op zich van gebruikt (en vervuild) straalzand van Zwitserland naar Engeland, alwaar het zand verwerkt zou worden (hierna: de straalzand transacties of de straalzandcontracten). Deze contracten dateerden van april 1994 en hadden een looptijd van meerdere jaren. Bij de belastingdienst was geen winst uit deze straalzand transacties opgegeven.

2.4. De inspecteur van de Belastingdienst heeft met dagtekening 29 november 1999 navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 1994 en 1995 opgelegd ten name van Trading. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd naar aanleiding van het onder 2.3. genoemde boekenonderzoek naar de opbrengsten uit straalzand transacties in de jaren 1994 en 1995.

De navorderingsaanslag vennootschapbelasting voor het jaar 1994 is berekend naar een belastbaar bedrag van fl. 2.100.000,- (opbrengst straalzand 3/4 jaar) en een verhoging van 100% van de nagevorderde belasting van fl. 743.719,-, van welke verhoging nihil is kwijtgescholden.

De navorderingsaanslag vennootschapbelasting voor het jaar 1995 is berekend naar een belastbaar bedrag van fl. 1.400.000,- (opbrengst straalzand 1/2 jaar) en een verhoging van 100% van de nagevorderde belasting van fl. 495.000,-, van welke verhoging nihil is kwijtgescholden.

2.5. Op 14 juni 2001 heeft Trading tegen deze navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 1994 en 1995 bezwaarschriften ingediend. Bij uitspraak van de inspecteur van 4 juni 2002 heeft de Belastingdienst de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de daartoe bij wet gestelde termijn. Het tegen de deze uitspraken ingestelde beroep heeft de belastingkamer van het Gerechtshof te Amsterdam ongegrond verklaard bij mondelinge uitspraak van 3 februari 2004, welke is vervangen door een schriftelijke uitspraak van 3 augustus 2004.

2.6. [eiser] is als enig bestuurder van WRT, op haar beurt de enig bestuurder van Trading, persoonlijk aansprakelijk gesteld door de curator van Trading voor het tekort in de boedel van Trading. Dit tekort bestaat - in ieder geval - uit de aan Trading opgelegde navorderingsaanslagen. De arrondissementsrechtbank te Amsterdam heeft bij (tussen)vonnis geoordeeld dat [eiser] aansprakelijkheid is voor het boedeltekort, welk (tussen)vonnis het Gerechtshof te Amsterdam voor wat betreft de aansprakelijkheid van [eiser] heeft bekrachtigd.

2.7. Op 4 juni 2002 vond een zitting plaats van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam in die procedure ter zake de bestuurdersaansprakelijkheid van - WRT en - [eiser] (hierna: de zitting). In het proces-verbaal van deze zitting (hierna: het proces-verbaal) staat het volgende opgenomen naar aanleiding van hetgeen [naam inspecteur], inspecteur bij de Belastingdienst Grote Ondernemingen te Utrecht (hierna: [inspecteur]), tijdens deze zitting heeft gezegd:

Indien het gerechtshof te Arnhem oordeelt dat de aanslagen ten laste van [A.] onrechtmatig zijn en indien blijkt dat de vennootschappen S&D Oil Trading B.V. en S&D Oil B.V. niet meer inkomen hebben gegenereerd dan zij hebben opgegeven, (...) dienen (...) de aanslagen ten laste van S&D Oil Trading B.V., die zijn opgelegd omdat de Belastingdienst dacht dat inkomsten waren gegenereerd uit de straalzandcontracten, ambtshalve gewijzigd te worden.

2.8. Voor de jaren 1995, 1996, 1997 en 1998 is Oil B.V. aangeslagen voor vennootschapsbelasting. Oil B.V. heeft tegen deze aanslagen bezwaar ingesteld, waarop de inspecteur van de belastingdienst uitspraak heeft gedaan. Hij heeft het bezwaar ten aanzien de aanslag voor 1995 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De bezwaren ten aanzien van de aanslagen voor de andere drie jaren hebben wel geleid tot een inhoudelijke heroverweging.

Tegen al deze uitspraken van de inspecteur van de belastingdienst heeft de - in staat van faillissement verkerende - Oil B.V. beroep aangetekend bij de belastingkamer van het Gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft het beroep ten aanzien van het jaar 1995 niet-ontvankelijk verklaard. Op het beroep betreffende de aanslagen voor de jaren 1996, 1997 en 1998 heeft het hof op 15 februari 2005 uitspraak gedaan. Het hof heeft in rechtsoverweging 5.3.4. van haar uitspraak onder meer het volgende overwogen:

"Naar het oordeel van het Hof kan worden vooropgesteld dat, gelet op de verklaringen van de daarbij betrokkenen, het contract van 8 april noch dat van 26 april 1994 doorgang hebben gevonden als in die contracten overeengekomen. Hoewel dit onverlet laat dat de aantekeningen van [A.] met onder andere de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT