Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 4 de Diciembre de 2007

Datum uitspraak 4 de Diciembre de 2007
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

4 december 2007

Strafkamer

nr. 03597/06

SM/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 januari 2006, nummer 23/002222-05, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].

  1. De bestreden uitspraak

    Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 8 april 2005 - de verdachte vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde.

  2. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest.

  3. Beoordeling van het middel

    3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof in strijd met art. 359, tweede lid, Sv heeft nagelaten in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt omtrent het bewijs van deze feiten zoals neergelegd in het requisitoir van de Advocaat-Generaal bij het Hof.

    3.2. Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging tenlastegelegd dat:

    "hij in of omstreeks de periode van 6 november 2004 tot en met 8 november 2004, althans op of omstreeks 6 november 2004, te Amsterdam en/of Rotterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Naar mijn bescheiden mening moet [slachtoffer] de volgende worden die wordt afgeslacht in plaats van Ayaan. Misschien dat dan duidelijk gaat worden wat een bekrompen boerensoci[ë]teit dit land is geworden. Vuile fascist. Ze zouden je kaal moeten scheren en een hakenkruis op je kop moeten tatoe[ë]ren. NSBer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking."

    3.3.1. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof overeenkomstig de inhoud van zijn aldaar overgelegd schriftelijk requisitoir, het volgende aangevoerd, voor zover hier van belang:

    "Zaak [verdachte] (23-002222-05):

    Uit de stukken valt het volgende af te leiden:

    * Verdachte heeft op 6 november 2004, om 13.08 uur, vanaf zijn PC in zijn woning te Amsterdam een e-mail gestuurd met de tekst die in de telastelegging is opgenomen.

    Verdachte heeft op 11 november 2004 in bijzijn van politiemensen zijn pc opgestart en de verzonden e-mail getoond (zie pv van bevindingen).

    * Op 8 november 2004 heeft [slachtoffer], columnist bij het NRC-handelsblad, aangifte gedaan ter zake bedreiging.

    Op de ochtend van 8 november 2004 opende hij zijn e-mail en zag dat er een e-mail was gericht aan hem. De mail was eerst naar het algemene mailadres gestuurd van het NRC en zij hebben de mail doorgestuurd naar het huisadres van [slachtoffer] in Amsterdam.

    [Slachtoffer] heeft aangegeven zich ernstig bedreigd te voelen door de e-mail, zeker in het licht van de omstandigheden op dat moment in de samenleving.

    Hij weet dat een columnist van het NRC is mishandeld. Hij vreest ook voor zijn eigen veiligheid. Hij is nog nooit letterlijk bedreigd met de dood.

    * Verdachte bekent op 6 november 2004 de e-mail naar de redactie van het NRC gestuurd te hebben. De mail was zowel voor [slachtoffer] als voor het NRC bedoeld.

    Punten waar het om gaat:

  4. Moment voltooien van het delict

    Op 6 november 2004 verstuurt verdachte de e-mail. Uit de aangifte maak ik op dat de tekst van de e-mail pas op 8 november 2004 ter kennis van [slachtoffer] zijn gekomen. Misdrijf 285 is pas voltooid op moment dat de bedreigde ([slachtoffer]) weet heeft van de bedreiging.

    Te bewijzen: periode 6 november 2004 tot en met 8 november 2004

  5. Plaats plegen van het delict

    Het feit is in elk geval begaan te Amsterdam, zijnde de plaats waar verdachte de gedraging heeft gepleegd (het maken en vervolgens versturen van de e-mail).

    De werking van het door verdachte gebruikte instrument (het verzenden van de e-mail) is de redactie van het NRC te Rotterdam geweest, waar de mail is binnengekomen.

    Het gevolg (het lezen van de email) heeft in casu in Amsterdam plaatsgevonden, nu de email door de redactie is doorgezonden naar het huisadres van [slachtoffer] in Amsterdam.

    Gedraging & gevolg in Amsterdam -> Locus delicti m.i. Amsterdam.

  6. Strafrechtelijke bedreiging

    Een aantal uitspraken zijn relevant en heb ik bijgevoegd:

    * Uitspraak HR 3 februari 2004, LJN 9309:

    In die zaak was door het OM cassatie ingesteld van een vrijspraak van een bedreiging van een als grappig bedoelde poederbrief. In die zaak is overwogen dat het voldoende is dat de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen geschikt is vrees voor inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen.

    Gelet op de destijds wereldwijde onrust over de per post verspreide anthrax-bacterie vond de HR dat het oordeel van het Hof, dat daarvan in die casus geen sprake was, niet zonder meer begrijpelijk.

    Vernietiging dan ook en terugverwijzing naar Hof Amsterdam.

    * Gerechtshof Amsterdam 20 juli 2004, LJN AQ5186:

    Het vervolg van de zaak van 3 februari 2004. De verdachte in kwestie is alsnog door het Hof Amsterdam veroordeeld (tot 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar). Net als in de zaak van vandaag was door de verdediging het verweer gevoerd dat er geen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT