Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 20 de Diciembre de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak20 de Diciembre de 2007
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

Uitspraak: 20 december 2007

Rolnummer: 06/12

Rolnr. rechtbank: 98/2263

HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE, tweede civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van

de REPUBLIEK CHILI,

gevestigd te Santiago de Chile (Chili),

appellante,

procureur: mr. E. Grabandt,

advocaat : prof. mr. A.J. van den Berg

tegen

AZETA B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

geÔntimeerde,

procureur: mr. E. Grabandt,

advocaat : mr. M. Ziekman

Het geding

De Republiek Chili is bij exploot van 7 november 2005 in hoger beroep gekomen van de door de Rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnissen van 24 maart 2004 en 10 augustus 2005. Bij memorie van grieven heeft zij drie grieven aangevoerd. GeÔntimeerde, hierna: Azeta, heeft die grieven bij memorie van antwoord bestreden. Tevens heeft zij, onder aanvoering van ÈÈn grief, incidenteel appel ingesteld. De Republiek Chili heeft daarop gereageerd met een memorie van antwoord in incidenteel appel. Vervolgens hebben de advocaten van partijen de zaak aan de hand van pleitnota's bepleit. Door beiden zijn daarbij aktes in het geding gebracht. Na afloop van de pleidooien is arrest bepaald.

De beoordeling van het hoger beroep

  1. Het gaat in deze zaak om de vraag of de Repuliek Chili met succes kan opkomen tegen een verstekvonnis van de Rechtbank Rotterdam waarbij zij op vordering van Azeta is veroordeeld om US$ 15.000.000,-- met rente en kosten aan Azeta te betalen.

  2. Het verstekvonnis is van 5 december 1984 en verwijst voor de omschrijving van de vordering en de onderliggende stellingen naar de inleidende dagvaarding. Daarin worden de Republiek Chili wanprestatie en onrechtmatig handelen verweten. Meer concreet houden de verwijten in dat de Republiek Chili: (i) in strijd met mondelinge toezeggingen de grondprijzen van twee door de vennootschap naar Chileens recht S.A.F. El Canelo Ltda (hierna: El Canelo) van de Chileense overheid gehuurde percelen bosgrond drastisch heeft verhoogd, waardoor de van die grondprijzen afgeleide huurprijzen zo sterk stegen, dat verdere (rendabele) ontwikkeling van de desbetreffende percelen onmogelijk werd en de door El Canelo in een joint venture met Azeta met betrekking tot die percelen gepleegde investeringen niet konden worden terugverdiend; (ii) een bod van El Canelo om de percelen (dan maar voor een relatief hoog bedrag) te kopen heeft afgeslagen, terwijl aan El Canelo tevoren wel een verkoop op termijn in het vooruitzicht was gesteld en er met dat vooruitzicht in de percelen was geÔnvesteerd; (iii) in het kader van de nadien gehouden openbare verkoop van de percelen geen enkele vergoeding heeft toegekend voor de door El Canelo en Azeta ontwikkelde infrastructuur en (iv) geen verdere verhuur heeft toegestaan en heeft gesommeerd tot ontruiming. De bedoelde percelen hebben een oppervlakte van respectievelijk 9701 en 17.604 ha, zijn gelegen op het Chileense eiland ChiloÈ, waar ook El Canelo is gevestigd, en werden gehuurd - hierna wordt gesproken van pacht - met het oog op de houtwinning. De pachtovereenkomsten zijn door El Canelo aangegaan in de tweede helft van 1979 en beÎindigd begin 1980. De openbare verkoop was op 23 januari 1981.

  3. De inleidende dagvaarding, uitgebracht ten verzoeke van Azeta, vermeldt verder dat El Canelo al haar rechten jegens de Republiek Chili heeft overgedragen aan Azeta (cessie) en dat de vordering mede is gebaseerd op en in overeenstemming is met Chileens recht. Over de internationaal publiekrechtelijke rechtsmacht van de Nederlandse rechter in deze kwestie wordt met geen woord gerept. Ook het verstekvonnis, waarin de vordering integraal is toegewezen, zwijgt hierover.

  4. Azeta heeft op basis van de door haar verkregen verstekveroordeling hier te lande executoriaal beslag doen leggen op bankrekeningen van de Chileense Ambassade bij de ABN Amro-bank. Dat was op 24 april 1998. Op vordering van de Staat der Nederlanden - als gastland - is dit beslag door de Rotterdamse voorzieningenrechter opgeheven op grond van staatsimmuniteit van executie. Door Azeta was nog wel betoogd dat opheffing ten koste zou gaan van de "immuniteit van de Nederlandse rechtspraak", maar daarover oordeelde de voorzieningenrechter dat, als al iets dergelijks bestaat, aan de regels van het volkenrecht - i.c. de immuniteit van executie van voor de openbare dienst bestemde gelden - in beginsel een hoger belang moet worden toegekend dan aan de Nederlandse rechts(vorderlijke)regels. Het kort gedingvonnis is van 14 mei 1998.

  5. Intussen had de Republiek Chili bij exploot van 7 mei 1998 verzet aangetekend tegen het verstekvonnis. Azeta is bij dat exploot opgeroepen tegen de zitting van 28 mei 1998 te 09.30 uur, maar omdat de zaak toen niet was aangebracht, is een herstelexploot uitgebracht, op 28 mei 1998 te 10.00 uur, waarbij Azeta opnieuw werd opgeroepen, toen tegen 30 juli 1998.

  6. In het kader van de daarop gevolgde verzetprocedure heeft de rechtbank eerst een door Azeta opgeworpen incident tot het stellen van zekerheid afgewezen - tussenvonnis van 9 augustus 2001 - vervolgens partijen bij tussenvonnis van 24 maart 2004 in de gelegenheid gesteld om zich over een aantal punten nader uit te laten en tot slot - bij eindvonnis van 10 augustus 2005 - de Republiek Chili in haar verzet niet-ontvankelijk verklaard. Dat laatste op grond van het oordeel dat de Republiek Chili niet tijdig in verzet is gekomen na een daad van bekendheid met het verstekvonnis. Als daad van bekendheid heeft de rechtbank aangemerkt een brief d.d. 14 maart 1985 van het Chileense ministerie van buitenlandse zaken aan de Nederlandse ambassade in Chili, waarbij het door die ambassade bij brief van 22 februari 1985 toegestuurde verstekvonnis van 5 december 1984 is geretourneerd. Als reden voor de terugzending noemt de brief van 14 maart 1985 dat de uitspraak niet ten uitvoer kan worden gelegd in de Republiek Chili en daarom niet kan worden geaccepteerd. De brief eindigt met het verzoek om vonnis en brief toe te sturen aan de Rotterdamse rechtbank. Beide brieven, die van de Nederlandse ambassade van 22 februari...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT