Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 27 de Noviembre de 2007

Datum uitspraak27 de Noviembre de 2007
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

04/7194 AKW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 november 2004, kenmerk 03/2411 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

[betrokkene]

en

appellant

Datum uitspraak: 22 november 2007

  1. PROCESVERLOOP

    Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

    Namens betrokkene heeft mr. A.B.B. Beelaard, advocaat te 's-Gravenhage, een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2007. Voor appellant is verschenen mr. G. van der Schuur. Betrokkene heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.B.B. Beelaard.

  2. OVERWEGINGEN

    Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank in werking getreden. Thans oefent appellant de taken en bevoegdheden uit die tot genoemde datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder appellant tevens verstaan de Sociale Verzekeringsbank.

    Betrokkene is vanaf 1971 in Nederland werkzaam geweest. In of omstreeks maart 1985 is aan hem een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 %. In de zomer van 1985 is betrokkene naar Marokko gegaan. Vervolgens is de aan hem toegekende WAO-uitkering per 1 oktober 1985 ingetrokken. Tegen de intrekking heeft betrokkene beroep ingesteld hetwelk door de Raad van Beroep te 's-Gravenhage bij mondelinge uitspraak van 23 mei 1990 niet-ontvankelijk is verklaard. Bij uitspraak van de Raad van 4 mei 1992 is deze uitspraak vernietigd en is de zaak ter verdere behandeling teruggewezen naar de Raad van Beroep te 's-Gravenhage. Nadien is betrokkene bij besluit van 2 juni 1999 vanaf 1 oktober 1985 ongewijzigd voor 80 tot 100 % arbeidsongeschikt geacht en is aan hem alsnog een uitkering ingevolge de WAO betaald.

    Betrokkene heeft zich op 21 maart 1989 en op 5 juli 1989 tot appellant gewend met het verzoek hem kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) te verlenen. Bij besluiten van respectievelijk 14 juni 1989 en 5 juli 1989 heeft appellant dit geweigerd op de grond dat betrokkene niet verzekerd was voor de AKW, nu hij geen ingezetene was en er evenmin een verzekeringsrecht bestond op grond van het verrichten van arbeid in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT